10 jaar alleen: ‘De radio breekt de stilte in huis’

Foto ter illustratie. Foto: Charlotte Taelman

 

“Waar ik bang voor ben? Dat ik voor altijd alleen blijf. Dat het nooit verandert”, Linde probeert de krop in de keel weg te slikken. Haar stem kraakt. “Eenzaamheid is pijnlijk wanneer men jong is, maar heerlijk wanneer men volwassen is”, zei Albert Einstein ooit. Al voelt bijna de helft van de Belgen zich eenzaam. Dat blijkt uit het Nationaal Geluksonderzoek van de UGent in 2018. Maar waar ligt de grens tussen alleen zijn en eenzaamheid en wanneer wordt die overschreden? Een intens verhaal met een levensbepalende factor. Want geen mens is gemaakt om alleen te zijn. En Linde veegt haar tranen weg.

Linde (28) graaft zich steeds dieper in het midden van haar sofa, alsof ze alle momenten kan wegzakken in de plooi van de kussens. Ja, haar sofa, want ze deelt hem met niemand. Bij het binnenkomen voel ik een intense warmte. Niet alleen door de verwarming die de ruimte vult, maar vooral door de gezelligheid en het warm onthaal. “Zet u”, zegt Linde. “Kies maar waar.” Al is het duidelijk dat ze een vast plekje heeft, want ik zie de afdruk van haar lichaam in de tweezit. In dat plekje duwt ze zich steeds dieper naar gelang ons gesprek vordert. De andere sofa’s zijn stroever, misschien niet meer nieuw, maar weinig aangeroerd. De sofa waar ik ga zitten is gevuld met kussens, “want dat is gezellig”. Ik zie dat ze wil dat iedereen zich hier thuis voelt. “Ik heb graag mensen over de vloer. Op zo’n momenten voel ik mij minder alleen”, zegt Linde terwijl ze mij, gastvrij als ze is, een glas water uitschenkt.

Achilles* is 87 jaar en woont ook alleen. Toen ik hem de dag voordien kwam vragen of ik met hem kon praten, had hij mij al bijna op de koffie gevraagd. “Kom binnen, kom binnen.” En hij deed de deur al achter mij dicht. Met een postuurtje van twee honden met ‘welcome’ op de commodekast in de gang werd ik uitgenodigd om de dag nadien terug te keren. “Kom wel niet te vroeg, want als ik opsta om acht uur, lees ik eerst mijn krant. Het is daarom al snel tien uur.”

“Ik durf het van de daken schreeuwen dat ik eenzaam ben”

Linde

Achilles neemt mij mee naar de achterkant van zijn huis. Zijn mooie voorplaats is net zoals bij velen van zijn leeftijd de plaats waar niet wordt geleefd. Achilles leeft achteraan. Dichtbij zijn keuken en bij de tuin, want mocht het alle dagen zomer zijn, zegt hij, zou hij er altijd vertoeven. “Loop maar eens rond”, zegt hij. Aan de deur van de koelkast hangen kleurrijke magneten van Kaapverdië en andere warme bestemmingen. “Die van Kaapverdië is van vorig jaar.” Hij neemt ondertussen plaats in zijn eenpersoonsfauteuil die uitkijkt op de televisie. Zijn troon, zoals hij het zelf benoemd. “Dat is straf. Je gaat nog altijd op reis?”, flap ik eruit. Hij schrikt van mijn vraag en steekt zijn eerste sigaret op.

“Ik ben een kluizenaar middenin de stad” – Achilles.
Foto: Charlotte Taelman

Ik wil zijn levensverhaal kennen. Een man van zijn leeftijd kan vast een volledig boek volschrijven, dacht ik. En wat ik verwacht, krijg ik op een gouden plateautje geserveerd. Ik betrap er mezelf op hoe breed mijn glimlach wordt vanaf de eerste minuut dat hij begint te vertellen. Zijn leven als alleenstaande begint tien jaar geleden, wanneer zijn vrouw Nathalie* sterft aan kanker. Hoe hij de jaren nadien invult, daar mag iedereen een voorbeeld aan nemen. “De kluizenaar middenin de stad”, zo noemt hij zichzelf, loopt over van positivisme.

Zowel bij Linde als bij Achilles speelt de radio op de achtergrond om de stilte te breken. Linde luistert naar Qmusic, Achilles naar Nostalgie. “Er staat altijd iets te spelen”, zegt Linde. “Ofwel de tv ofwel de radio. Dan voel ik mij minder alleen.”

“Ik heb graag mensen over de vloer, maar ik heb daar altijd zo’n opkuis van. Het is een beetje dubbel”

Achilles

“Toen ik net alleen ging wonen, kwam iedereen geregeld bij mij langs. Mijn huis was ‘the place to be’. Maar toen ik verhuisde naar een kleiner appartement aan de rand van de stad, werd het aantal bezoekjes geringer. Pas toen begon ik te beseffen dat ik eenzaam werd.” Linde haar stem begint te kraken. Dat onderwerp is gevoelig, merk ik. Het komt langzaam bij me binnen. Maar ze twijfelt niet en deelt met mij haar verhaal. “Ook al was ik van in het begin alleen, ik voelde me niet eenzaam omdat er altijd wel iemand over de vloer kwam. Ik wil mezelf niet opdringen aan mijn vrienden, maar ik zou het fijn vinden mochten ze vaker langskomen. Ik mag nog twaalf katten en konijnen rond mij hebben, ik ben en blijf eenzaam. Dat durf ik van de daken schreeuwen.”

“Ik zal de radio misschien wat zachter zetten.” Achilles springt recht uit zijn troon. Mocht ik niet weten dat hij 87 is, zou ik hem meteen tien jaar jonger schatten. Zijn radio staat naast een klein eenpersoonstafeltje, met daaraan één stoel. “Je moet eens kijken wat voor ‘boekerij’ ik hier allemaal heb liggen.” Naast zijn leesbril en een asbak met daarin enkele peuken ligt de krant van vandaag en het tijdschrift Paris Match van vorige week. “Die van deze week moet nog met de post bezorgd worden. Vanaf ’s morgens begin ik meteen te lezen. Daarom dat ik pas gewassen geraak rond tien uur.” Hij toont mij ook een ander klein boekje, bijna zakformaat. “Middeltjes van toen die écht werken”, lees ik luidop voor. “Zo’n zestig jaar geleden hadden ze dat boekje enkel in het Frans. Daar lees ik af en toe eens in. Net zoals de Paris Match. Daarin staan alle televisieprogramma’s duidelijk omschreven. Nogal wat anders dan de Vlaamse kranten, daar staat niets in over Franse zenders. Ik kijk altijd Franse programma’s. Want de BRT, met al hun heruitzendingen.” Achilles zet zich terug in zijn fauteuil en steekt een tweede sigaret op.

Onzekerheid

Lindes huis is volledig ingericht om gasten te ontvangen. “Mijn oma zei onlangs nog: “Hier kunnen toch nooit tien mensen komen eten?”, waarop ik haar onderbrak en meteen corrigeerde dat ik wel nog het een en het ander kan verschuiven.” Aan Lindes ronde keukentafel staan vier stoelen en in haar woonkamer staat een lange tafel waar zo’n zestal personen aan kunnen zitten. “Er kunnen gerust nog wat stoelen bij. Ik vind voor iedereen wel een plekje hier in huis”, overtuigt Linde. Ik ben mee in haar gedachtegang. Inderdaad, hier kunnen wel wat mensen binnen. Ze is trots op haar eigen stekje. Dat merk ik aan alles. Van het aantal stoelen rond haar tafels tot de handgeletterde quotes aan de muren.

Maar net zoals het clichébeeld “er is altijd de keerzijde van de medaille” zegt, keert ook bij Linde die trotsheid in een sombere achterkant van het plaatje. “Onzekerheid speelt een te grote rol in mijn leven”, zegt Linde. “Al zeven jaar lang hop ik van interim naar interim. Als je afstudeert, verwacht je dat je heel je leven zekerheid op werk zal hebben, maar die heb ik niet. Ik kamp met angststoornissen en het gebrek aan vast werk verhelpt het zeker niet. Ik moet altijd hopen dat ik op het einde van de maand de lening van mijn huis kan afbetalen. Ik weet niet wat de toekomst brengt en dat vind ik een vreselijke gedachte. Moest ik iemand aan mijn zijde hebben, zou er al een stuk van die onzekerheid wegvallen.”

De kluizenaar

Achilles draait zijn fauteuil beetje bij beetje meer naar mij toe. Mijn flater van daarnet over de magneten op zijn koelkast lijkt hij te vergeten. Met zijn benen netjes over elkaar gekruist en een derde sigaret tussen zijn vingers vertelt hij verder. Enkel een muur van rook staat tussen ons. “Mannelijke vrienden hoef ik niet te hebben. Die praten alleen maar over politiek of zware thema’s. Geef mij maar vrouwelijk gezelschap. Als ik op reis ga, is het ook altijd met een vriendin.”

“Na de dood van Nathalie ben ik in een zwart gat gevallen. Tot op de begrafenis gaat alles goed, maar als je thuiskomt, val je in een leegte. Ik heb toen veel steun gehad van een vriendin en haar vriend. Ik heb toen ook de buurvrouw leren kennen. Toen Nathalie nog leefde, kenden we niemand in de straat. Die buurvrouw komt nu geregeld eens binnen. Zij hebben mij erbovenop geholpen. Maar desalniettemin blijf ik natuurlijk alleen.”

Als Achilles over zijn vrouw Nathalie praat, kijkt hij steeds in de richting van de fauteuil waar ze vroeger zat. Alsof ze naast ons zit en even geboeid luistert als ik. Ze is er effectief een beetje bij. Haar foto staat naast de televisie. “Gelukkig heb ik de televisie nog. Ik neem heel veel series en films op, aangezien ik al amper tijd heb om te lezen. Mijn dag is goed gevuld. Enkel tussen 17 uur en 18:30 uur. Dan ben ik de televisie beu en begin ik te ijsberen. Dan loop ik eens tot aan het raam vooraan en terug. Heel soms ga ik eens naar buiten voor een kleine wandeling, of voor mijn boodschappen. Die doe ik in de winkel aan de overkant van de straat. Op café gaan doe ik niet graag.” Achilles is het liefste thuis. “Ja, het liefst van al blijf ik thuis. Ik ben een kluizenaar middenin de stad.”

“Toen ik afstudeerde, verwachte ik vast werk te hebben. Na zeven jaar blijf ik vast zitten in die onzekerheid.” – Linde
Foto: Charlotte Taelman

“De vrouw waarmee ik nu op reis ga, ken ik al van toen ze kind was. We zijn altijd contact blijven houden.” Terwijl Achilles het fotoalbum van zijn laatste reis naar Kaapverdië zoekt, speelt de jingle van Nostalgie op de achtergrond. “What a feeling.” Inderdaad, wat een gevoel zit in dit huis. Hier wordt geleefd en dat al tientallen jaren. Ik kijk rond. Naar de tegelvloer met blauwgrijs patroon en naar het koertje achter de keukendeur. Mijn blik kruist met die van Nathalie. Achilles heeft het fotoalbum gevonden. Ik mag het inkijken. Mij even wanen op zijn zonnige vakantie in het all-in resort op Kaapverdië. Bij iedere foto geeft hij kort een beetje uitleg. Nathalie kijkt met ons mee.

“Ik ben in de verkeerde eeuw geboren. Tinder of eender welke datingapp of -website is niet aan mij besteed. Hoe leuk zou het zijn om op een ‘thé dansant’ op de dansvloer te worden gevraagd door een man.” Ik betrap er mezelf op dat ik net zoals Linde mezelf dieper in de zetel graaf. Het kussenfort hoort bij de huiselijke sfeer en sluit zich rond mijn billen. De gezelligheid die Linde wil creëren lukt. “Ik speeddate wel. Dat doe ik graag, maar het is moeilijk om effectief over te gaan naar een eerste date. Ik heb daar zoveel stress voor dat ik het soms gewoon zo laat.” En ik begrijp haar. Een lotgenoot die strest voor dates, denk ik. “Ik weet dat de man van mijn dromen niet ineens voor mijn deur gaat staan. Ik moet er meer moeite in steken.”

“Je sais, je sais. Mais à la fin, je ne sais rien.”

Achilles

Achilles heeft geen zussen, geen broers en geen kinderen. Hij heeft ook geen huisdieren, want dan kan hij niet meer met vakantie gaan. “Mijn schoonzus heeft wel kinderen. Die gingen af en toe mee op reis met Nathalie en mij. Zo zijn we eigenlijk nooit kinderloos geweest. Ze komen af en toe eens op bezoek. Ik heb graag dat ze over de vloer komen, maar niet altijd. Als iemand langskomt, moet ik koffiezetten en zorgen voor een koekje of taart. Na een halfuur zijn ze weg en ik zit met de opkuis. Ik ben eigenlijk graag alleen.”

“Mijn grootste vrees is dat ik dement zou worden. Ik durf steeds vaker iets te vergeten. Enkele kennissen van mij zijn al gestorven, maar van de dood ben ik niet bang. Als ik hier en nu van de trap donder, hoop ik wel dat het gepasseerd is, want ik heb het niet zo voor een woonzorgcentrum.” Achilles heeft zijn begrafenis al volledig uitgeschreven. Meer voorbereid kan je volgens mij niet zijn. Zo absurd, maar zo dicht tegen de realiteit. “Als ze mijn kist in de kerk binnendragen, moet er een lied afspelen van de Franse zanger Jean Gabin. In het begin van het lied zegt hij “Ik weet, ik weet”, maar dan in het Frans, “je sais, je sais”, en aan het einde zingt hij “Je sais, je sais, mais à la fin je ne sais rien”. In feite wist ik gewoon van niets. En dat is waar.” Ik laat de Franse uitspraak bezinken. Het duurde enkele seconden voor aleer ik hem vertaald kreeg. Jean Gabin heeft gelijk.

“Mijn grootste vrees is om dement te worden” – Achilles
Foto: Charlotte Taelman

In het begin van ons gesprek, vertelde ik aan Linde dat ik persoonlijke en diepe vragen zou stellen. Het was niet moeilijk om haar op de bodem van haar verhaal te krijgen, haar water is ondiep. “Waar ik bang voor ben? Dat mijn situatie niet zal veranderen. Dat ik alleen blijf. Dat die onzekere situatie eeuwig blijft voortduren.” De krak die ze al een vanaf het begin in haar stem draagt, wordt dieper en zwaarder. Ze slikt meerdere keren haar woorden door. Ze breekt en de tranen die ze al even vasthield, schuiven over haar wangen. “Sorry dat ik begin te wenen”, zegt ze. Maar ik merk dat ik zelf een krak in mijn stem krijg. Haar verhaal komt bij me binnen. Voor mij hoeft ze zich niet sterk te houden.

“Ik voel mij soms wel als een last, maar ik voel me zeker niet overbodig.” Met die woorden weet ik zeker dat hoewel Linde eenzaam is, dat ze zich geen doemgedachten voor haar ogen haalt. “Ik weet dat er altijd mensen zijn die mij effectief zouden missen.”

“Een kind zou mij een doel geven, maar zou de eenzaamheid niet oplossen”

Linde

Lindes kat en konijn vullen de leegte die ze voelt niet op. Nu ze 28 is, is de keuze om een bommoeder te worden reëel. “Maar het zou de eenzaamheid niet oplossen. Het zou mij wel meer een doel geven in mijn leven om dat kind goed groot te brengen. Maar een kind is geen oplossing tegen eenzaamheid.” Linde past geregeld op haar kleine zusje van zeven en op het zoontje van haar oudere zus. Haar oogappels. Ook met haar zus heeft ze een sterke band. Haar jongere broer woont samen met hun mama in de Ardennen. “Ze komen dit weekend nog eens naar hier. Daar kijk ik enorm naar uit. Het is cliché, maar mijn familie is het belangrijkste in mijn leven. Net als mijn oma en opa, waar ik ook heel vaak op bezoek ga. Nu mijn opa dement wordt, wil ik er zijn voor hem. Ik loop met het idee om een paar dagen in de week bij hen te gaan wonen om de zorg voor opa te delen. Zo help ik mijn oma en ben ik zelf minder eenzaam. Maar ik laat mijn huisje niet graag achter.”

Een warm welkom, een nog warmer tot ziens

Voor de een is de grens tussen alleen zijn en eenzaamheid groter dan bij de andere. Soms is er geen grens wanneer beide begrippen bijvoorbeeld hetzelfde betekenen. Voor Linde is dat althans zo. “Mijn doel voor de volgende jaren is mijn leven omgooien. Ik ga op zoek naar een andere job die zekerheid biedt. Zodat ik weet dat ik op het einde van de maand zeker mijn lening kan afbetalen. Een job waar ik volledig achtersta. En als dat kan, graag met een man aan mijn zijde.” Wat ze zegt, hangt in haar woonkamer handgeletterd uitgeschreven: “Everything you want is on the other side of fear.” De quote rijgt haar leven volledig aan elkaar. Linde wil haar angststoornissen overwinnen, haar leven op de rails krijgen, een job vinden waar ze honderd procent kan achterstaan. Ik voel het doorzettingsvermogen in haar stem, maar de onzekerheid blijft aanwezig. Alles zou een stuk vlotter gaan, moest iemand haar motiveren. Een drijvende kracht die voor een keer niet uit haarzelf moet komen. Ik hoop oprecht dat haar eenzaamheid mag omslaan in een intens positief geluk. Dat is haar zo ongelofelijk hard gegund.

Voor Achilles daarentegen zijn “alleen zijn” en “eenzaamheid” twee begrippen die niet met elkaar te verwarren zijn. Hij heeft graag mensen over de vloer, maar hij geniet des te meer om alleen te zijn. Met zijn krant, de Paris Match, zijn sigaretjes en af en toe vrouwelijk bezoek is de kluizenaar niet weg te krijgen uit zijn huis. “Van een ouderlingentehuis loop ik weg”, zegt hij nog. “Ik zou nochtans bij mijn schoonzus op bezoek moeten gaan, maar ik geraak er niet.” Achilles is de verpersoonlijking van optimisme. Op reizen staat geen leeftijd en op nieuwe dingen ontdekken al zeker niet. “De reden dat ik al zo oud mocht worden, is dat ik niet stress en makkelijk relativeer.” Ik denk dat een hoop mensen hieraan een voorbeeld mogen nemen. Sommigen zullen, als ik zijn recept voor oud worden mag geloven, nooit zo oud worden als hem. Of zo jong? Dat hou ik in het midden.

Ik bedank Achilles voor zijn tijd en zeg dat ik zeker binnenspring met een printje van mijn artikel. Achilles haalt nog net de post uit zijn brievenbus. “Hier, de Paris Match. Nieuwe lectuur. Ik weet weer wat gedaan vandaag.”

Om de privacy te respecteren, werd de voornaam van Achilles en zijn vrouw Nathalie veranderd en de achternaam van Linde en Achilles niet vermeld.

De auteur