Wat begon met het opdienen in de plaatselijke feestzaal, mondde voor Frank Christiaens (56) snel uit in het opstarten van verschillende horecazaken in en rond Oudenaarde. “De mensen wisten dat ik gebeten was.” Toch blijft het een parcours van vallen en opstaan. Onderweg volgt namelijk het faillissement van hotel-restaurant Tijl. “Ik werkte enorm veel maar het leverde niets op.”
“Mijn toenmalige vriendin en ik hebben in 2010 de Tijl gekocht. Dat was het begin van alles, ook het negatieve.” Een maand na het tekenen van het contract krijgt ze te horen dat ze botkanker heeft. Hij neemt voor een jaar al het werk op zich. Bovendien zijn er veel verbouwingswerken. Wanneer de keuken in 2013 afgekeurd wordt, besluiten ze om het restaurantgedeelte te verhuizen naar een tweede zaak: bistro Lumen. “In het begin was dat zeer goed.” Maar door een samenloop van omstandigheden blijven de inkomsten dalen en de uitgaven stijgen. Uiteindelijk geeft zijn vriendin de hoop op en trekt ze zich terug. “Zij was weg en ik mocht alle ballen keren. Dat was niet leuk.” Een maand na het faillissement start Christiaens opnieuw met goede moed; hij opent hotel-brasserie Cesar. Wanneer na een jaar duidelijk wordt dat er ook daar mankementen en verbouwingswerken zijn, zegt hij zijn contract op. “Het is genoeg geweest.”
Bang
“Ik werkte van ’s morgens tot ’s avonds. Ik werkte enorm veel maar het leverde niets op.” Volgens Frank Christiaens was zijn omgeving enorm bezorgd. Niet alleen door het nakende faillissement, maar ook door de breuk met zijn vriendin. “Ze waren bang dat ik het niet zou overleven.”
Het doet deugd om even te zweten, ook al zweten we genoeg in de keuken
Gelukkig stond hij er niet alleen voor. “Ik heb een paar goede vrienden. Die hebben mij gesteund door een keer iets te gaan drinken of mij hulp te bieden. Het doel was vooral om even afstand te nemen van de problemen. Veel koks hebben een uitlaatklep nodig. Een keer lopen, fietsen of wandelen. Het doet deugd om even te zweten, ook al zweten we genoeg in de keuken.”
Het faillissement heeft Frank veranderd. “Je wordt bang om dingen te doen. Bang om te investeren. Ik heb veel geld in het hotel-restaurant gestoken en er uiteindelijk niets aan overgehouden”, vertelt hij. “Het deed me ook inzien dat ik in het verleden enorm veel geïnvesteerd heb in gebouwen die niet van mij waren. Nu pas heb ik gezegd: dat doe ik niet meer. Ik kan het ook niet. Het zou me kapot maken.”
Doorzetten
“Als ik voor iets ga, dan ga ik er volledig voor. Werken en doorzetten, iedere dag opnieuw.” Dat leerde Christiaens van zijn ouders die ook zelfstandigen waren. “Zeker tijdens de laatste dagen van de Tijl en de Lumen heb ik dat gedaan. Toen niemand het meer zag zitten, ben ik doorgegaan.”
Op de vraag welke raad hij aan zichzelf zou geven, antwoordt Frank: “Wees strenger. Harder naar je leveranciers, je huiseigenaars, je personeel, …. Maar ja, dat zit in mij. Ik heb namelijk te vlug vertrouwen en geloof in de mensen. Ik ben zacht en gematigd. Altijd al geweest.”
Toekomst
“Ik ga waarschijnlijk nog terugkeren naar de horeca, maar niet onmiddellijk. Nu werk ik in een traiteur-kaaswinkel. Ik had dat al meteen na het faillissement moeten doen: ergens anders gaan werken. Weg van de horeca. In april 2018 heb ik de deuren moeten sluiten en eind mei heb ik de Cesar geopend.” Christiaens is ervan overtuigd dat hij daar te vroeg mee is gestart. “Ik weet nu dat ik het faillissement nog niet verwerkt had. Als ik gewacht had, zou ik daar misschien nooit herbegonnen zijn. Ik ben van het ene naar het andere gevlogen. Dat is niet ideaal geweest.”
Toch ligt zijn ideale toekomst nog steeds in de horeca. “Ik droom van een bed and breakfast in het zuiden van Portugal. Dat speelt al een tijdje in mijn hoofd. Het is een land dat mij aanspreekt. Bovendien wonen er vrienden van mij. De B&B zou ik wel kleinschalig aanpakken. De zaak met twee of drie uitbaten en een capaciteit van ongeveer twintig gasten.”
[jetpack-related-posts]