Drie adopties, drie verschillende generaties

| Dit artikel past in een opdracht voor studenten uit het tweede jaar met als onderwerp cmp - tekstschrijver.

Familie houdt handen op elkaar. (FOTO: rawpixel.com)

 

Roxan De Sutter, Maïté Dhanya Bekaert en Mircea Flamand zijn drie adoptiekinderen uit drie verschillende generaties. Ze hebben elk hun eigen verleden en hun eigen littekens. Zij blikken in dit drieluik terug op hun verleden.

Roxan en haar broer Felix De Sutter (FOTO: FLO CASTEELS)

Roxan De Sutter: “Als het kan, zou ik mijn mama willen zien”

Sapna. Roxans geboortenaam is een populaire naam in Sri Lanka. Zij is nu twaalf jaar oud en weet wat ze wil: “Ik ben blij met de naam Roxan”, vertelt ze lachend. Ook haar broer is geadopteerd, maar dat wil niet zeggen dat ze zich niet als broer en zus gedragen. “Vroeger was ik blij met Felix, nu niet meer”, zegt ze plots. Enkele seconden later kan ze haar lach niet in houden. Al gauw gaat ze verder: “Dat was een mopje. Ik ben blij met mijn kleine broer”

Roxan kan een adoptie goed uitleggen ondanks haar jonge leeftijd, zo blijkt. Ze weet goed waar ze vandaan komt en wat een adoptie inhoudt. “Als je bijvoorbeeld geen kinderen kan krijgen, kan je een kind adopteren. Dat is iets anders dan pleegzorg”, vertelt Roxan. “Pleegzorg is niet voor altijd en adoptie wel. Dan verbreek je de band met de ouders.” 

Niet ieder kind weet zo goed wat een adoptie inhoudt. Roxan zag er anders uit en dat wekte vragen op – bij andere kinderen én Roxan. Ouders Boris en Marie hadden moeite om deze vragen te beantwoorden. Dat was dan ook het moment waarop ze begreep dat ze anders was dan de andere kinderen in haar omgeving. Roxan was toen nog heel jong en herinnert zich voor de rest niet veel meer uit deze periode.

Ze vindt het normaal dat ze niet op haar ouders lijkt. Vrienden op school vertellen dat zij en haar broer de humor van hun papa hebben, maar dat kan Roxan moeilijk aanvaarden. “Ik zou dat graag willen, maar dat gaat niet. Ik zie er ook een beetje anders uit dan Felix. Hij lijkt meer op mijn ouders, omdat hij niet zo donker is als mij. Dat vind ik wat raar”, vertelt ze.  

Roxan was heel jong bij haar adoptie. Roxans biologische mama is bij haar gebleven tot een Sri Lankaanse rechtbank de adoptie uitgesproken heeft. Boris en Marie hebben de biologische mama ontmoet in het tehuis waar ze verbleef. In huis staan verschillende foto’s van Roxan en haar biologische mama. Adoptie is dan ook nooit een geheim geweest voor de kinderen.  

Bij de adoptie van Roxan hebben Boris en Marie een schriftje meegekregen. Dat hebben ze enkele jaren geleden laten vertalen door een student in Gent. De informatie die Roxan is te weten gekomen was verrassend. “Mijn biologische mama zei dat iemand anders in haar plaats ging schrijven in het schriftje, mijn halfbroer Kai.” De teksten die Roxan leest, komen overeen met de verhalen over haar biologische mama. 

Ik hoop dat mijn mama er nog is als ik haar ga zoeken.”

Roxan

De term adoptie is geen taboe in het huis van Roxan. Zo is ze drie jaar geleden meegereisd om Felix in de Filipijnen. Toen ze daar toekwamen, ging het even mis. Er was een papier niet in orde waardoor er paniek ontstond. Na enkele telefoontjes is het toch goed gekomen en mochten ze naar hun hotel. “We konden al een keer bij Felix gaan, dat was de eerste kennismaking. Het was leuk maar ik vond het een beetje raar dat hij er plots was. Ik had nog geen broer gehad en toen ging er meer aandacht naar hem.” Een nieuw broertje in huis was voor Roxan niet altijd even makkelijk maar wie zou ze anders plagen?  

Roxans geboorteland is niet hetzelfde als dat van Felix. Wanneer Roxan zestien is, gaan ze terug naar Sri Lanka en willen ze haar biologische mama zoeken. “Als het kan, zou ik mijn mama willen zien en ook de cultuur van het land ontdekken. Ik zou graag aan haar wat vragen stellen en ook weten waarom ik geadopteerd ben. Ik hoop dat mijn mama er nog is als ik haar ga zoeken.”

Maïté Bekaert: “Ik zit nog steeds in een soort identiteitscrisis”

Maïté Bekaert (25) werd geadopteerd uit India toen ze slechts tien maanden oud was. Haar nieuwsgierigheid naar haar afkomst en haar biologische ouders is er altijd al geweest. De zoektocht naar haar roots ging niet altijd even gemakkelijk.

Maïté – FOTO: Maïté Bekaert

Omdat ze op jonge leeftijd geadopteerd is, weet ze niets meer van haar tijd in India. Foto’s van in het weeshuis en de verhalen van haar adoptieouders zijn de basis van haar herinneringen: “Wat ik mij nog meen te herinneren, herinner ik me door foto’s of door wat mijn ouders me verteld hebben.”

Maïté is ondertussen al meermaals teruggekeerd naar India. Zo wil ze het leven en de cultuur van het land leren kennen, maar ook haar ouders zoeken. De gebruiken in het land lijken niet op die in het Westen. En ook qua opvoeding zijn er heel wat verschillen: “Ik heb het weeshuis waar ik gezeten heb bezocht. Er zitten daar nog steeds weeskinderen. Toen zag ik dat de opvoeding daar helemaal anders is. Jongens worden er nog steeds voorgetrokken op meisjes.”

Tijdens haar reizen naar India keert ze iedere keer terug naar dat weeshuis. In de eerste tien maanden van Maïté’s leven heeft een zuster voor haar gezorgd. Zij woont niet meer in het weeshuis, maar ontvangt Maïté alsnog met open armen als ze naar India reist. Toch gaat ze elke conversatie over Maïté’s adoptie uit de weg: “Je merkt dat ze echt niet willen helpen. Dat vind ik zo erg.”

Binnenkort keert Maïté nog eens terug naar India om haar zoektocht verder te zetten, want ze heeft nog steeds vragen. “In India geven ze absoluut geen info over adoptie vrij”, zegt ze. Toch staan er twee dingen vast: haar Indische naam en de stad waar ze geboren is. Wanneer je geadopteerd wordt, krijg je een paspoort met je naam en de plaats van herkomst. “Ik heb ondertussen al ontdekt dat ik niet geboren ben waar ik dacht dat ik geboren was. Voor de rest ben ik nog niet veel wijzer geworden.”

Maïté heeft nog een geadopteerde broer uit Nepal. Hij is een van de weinigen die haar strijd begrijpt. Desondanks houdt hij zich niet veel bezig met zijn verleden. Hij heeft hier zijn vrienden en familie die hem gelukkig maken. “Soms vraag ik me wel af waarom ik niet meer zoals hem ben”, klinkt het. Maïté kan haar adoptie moeilijk een plaats geven. Door onbeantwoorde vragen, weinig mensen die helpen en nog minder informatie blijft het een groot vraagteken: “Ik zit nog steeds in een soort van identiteitscrisis omdat ik gewoon niet goed weet waar ik thuishoor.” Op vlak van uiterlijk voelt Maïté zich eerder thuis in India. “Iedereen is er Indisch dus dan voel mij daar wel thuis, maar over de gebruiken of de taal weet ik niets. In India voel ik mij meer Belg en hier voel ik mij meer Indisch.” Ze worstelt nog vaak met de emotionele aspecten van het avontuur. Toch houdt ze de moed erin.

In India voel ik me meer een Belg. Hier voel ik me meer Indisch.”

Maïté

Maïté hoopt om terug in contact te komen met haar biologische ouders, maar ze heeft ook haar twijfels. “Ik weet niet of ik mijn biologische ouders wil leren kennen. Ik wil gewoon antwoorden op de vragen die ik heb en weten of zij nu gelukkig zijn.” Haar adoptieouders steunen haar in elke stap die ze zet, desondanks hebben ze het er ook moeilijk mee. Ze vatten het persoonlijk op en denken dat ze een tekort hebben geschoten in de opvoeding. “Ik denk dat ze bang zijn dat als ik familie zou vinden, dat ik dan meer naar India zou reizen of daar even zou willen wonen.”

Mircea Flamand (foto: Louise Van Immerzeele)

Mircea Flamand: “In het begin was ik doodsbang”

Toen hij negen jaar was, verhuisde Mircea Flamand definitief van Roemenië naar België. Hij is opgevangen door een liefdevol en welgesteld gezin, al heeft hij het niet altijd makkelijk gehad. Aanvankelijk woonde hij in een Roemeens weeshuis, waar de levensomstandigheden schrijnend waren.

In het begin van de jaren negentig verscheen er een oproep in het magazine Libelle om Roemeense weeskinderen op te vangen in België en ze zo een vakantie te gunnen. “Ik ben in 1991 voor het eerst naar België op vakantie geweest. Ik weet niets meer van de vlucht. Waarschijnlijk hebben ze ons slaappillen toegediend om rustig te blijven”, vertelt Mircea Flamand. Hij was vijf jaar toen hij België voor het eerst bezocht. “De begeleiders spraken ons aan met een nummer, niet met onze naam”, zegt hij. Hij belandde uiteindelijk bij Fred Flamand en Martine Bousard, een koppel uit het Oost-Vlaamse Zwalm: “Toen hebben mijn ouders beslist om me te adopteren.” Na die eerste vakantie keerde Mircea terug naar Roemenië. Het adoptieproces zou uiteindelijk vier jaar duren. In die periode kwamen Fred en Martine hem bezoeken in Roemenië en bracht hij nog enkele vakanties in ons land door.

Toch liepen die reizen van Roemenië naar België niet altijd van een leien dakje: “In het begin was ik doodsbang, maar hoe zou je zelf zijn? Je weet niet waar je naartoe gaat”, vertelt hij. Angst speelde een grote rol tijdens de reizen naar België. In het Westen bloeide de welvaartstaat open en dat maakt een indruk: “Je bent plots bij andere mensen en in een andere omgeving. In Roemenië bleef de tijd stilstaan. Hier is het geëvolueerd en het blijft ook evolueren. Na enkele vakanties beterde het wel.”

Mijn mama kocht de directeur om zodat ik wat extra eten kreeg.”

Mircea

Ook de culturele verschillen tussen België en Roemenië hebben roet in het eten gestrooid. Het Oost-Europese land was in de jaren negentig aan het herstellen van het dictatoriale regime van Nicolae Ceaușescu. Corruptie was alomtegenwoordig: “Als je de mensen niet omkoopt, geraak je nergens. Zo heeft mijn moeder de directeur van het weeshuis omgekocht om ervoor te zorgen dat ik meer eten kreeg. Dan moest ik minder vechten voor mijn eten.” Ook de nieuwe kleding die Mircea kreeg van zijn adoptieouders moest hij altijd weer afgeven, klinkt het. “Na mijn tweede bezoek in België heb ik al mijn spullen achtergelaten. Ik moest toch alles afgeven. ‘Dat lappen ze mij niet meer’, dacht ik toen.”

Uit de adoptiedocumenten blijkt dat Mircea Flamand is afgestaan na de geboorte. Hij heeft zijn biologische ouders dus nooit gekend. Hij heeft ook geen interesse om hen te leren kennen. “Ik vind dat je een kind niet in de steek laat”, zegt Mircea. Fred en Martine zijn dan ook zijn échte ouders: “Ze hebben zoveel moeite gedaan om mij naar België te brengen.” Daar is hij dankbaar voor.

Inmiddels woont Mircea al 27 jaar in Zwalm. Hij geeft er zwemles, is er vertegenwoordiger van de stedelijke vakbond, lid van een carnavalsgroep en een echt dorpsfiguur. “Iedereen kent mij hier”, lacht hij. Hij gaat graag op restaurant en drinkt wel graag eens een glas wijn. Hij heeft het hoofdstuk ‘Roemenië’ afgesloten: “Ik heb goed werk en vrienden waarmee ik mij amuseer. Ik geniet van mijn leven in België.”

Auteurs: Anna Buntinx, Flo Casteels en Louise Van Immerzeele