Freddy Gommers is op zoek naar zijn eigen geloof

| Dit artikel past in een opdracht voor studenten uit het eerste jaar met als onderwerp in dialoog.

Freddy Gommers

Freddy Gommers met zijn schetsboek op schoot: "Als ik aan mijn tekeningen werk, denk ik nergens anders aan."

 

Freddy Gommers is vader van drie dochters en trotse opa van zijn kleinzoon Ruben. Hij groeide op in een gezin van Jehova’s. Samen met zijn zeven broers en zussen werd hij streng opgevoed. Rond zijn dertigste besloot hij dat hij niets meer te leren had van de Jehova’s Getuigen. Nu woont hij samen met zijn man Kurt in Antwerpen. Daar werkt hij voor het grootste deel van de tijd in stilte aan zijn kunstwerken. “Mijn periode bij de Jehova’s was maar een facet in mijn leven. Ik sta veel verder in mijn denken.”

Wij mochten geen nieuwjaarsbrief schrijven. Voor ons werden er alternatieven voorzien.

Bakkerszoon

In het gezin van Freddy Gommers ging het er soms anders aan toe dan bij zijn klasgenoten. Zo moest hij samen met zijn ouders van deur tot deur om het geloof van de Jehova’s te verkondigen. “Dat vonden wij zelf niet raar. Als je een bakkerszoon bent, leer je binnen de kortste keren deeg kneden, al is het maar om te spelen. Wij leerden thuis alles over de Bijbel.” Verder werd alles wat met de katholieke kerk te maken had geboycot. “Pasen, Nieuwjaar, Kerst… Dat waren allemaal feesten die wij niet vierden. Een nieuwjaarsbrief schrijven mochten we ook niet. Voor ons werden er in de klas alternatieven voorzien. En o wee als we paaseieren mee naar huis namen.”

Ik zoek veel op. Mij kan je niet zomaar iets wijsmaken.

Mijn klasgenoten vonden mij een buitenbeen. “Als kind voel je je zelf niet anders, maar mensen zeggen je wel dat je anders bent. Je voelt dat je in een hoekje zit waar anderen angstvallig naar kijken.” Op school heeft Gommers nooit echt veel vriendjes gehad. Toch kon hij de momenten waarop hij alleen was appreciëren. “Ik voelde mij niet eenzaam. Thuis kon ik nooit alleen zijn, dus ik kon daar op school wel van genieten.”

Bij de getuigen leerde Gommers vooral luisteren. Al geloofde hij niet zomaar wat er tijdens de Vergadering verteld werd. “Toen ik al iets ouder was, begon ik veel op te zoeken. Dan trok ik mij terug in mijn bibliotheek en controleerde ik of alles wat ze vertelden wel klopte. Mij kon je niet zomaar iets wijsmaken, nog steeds niet trouwens.” Ook als hij zelf een toespraak gaf, sleurde Gommers een grote stapel boeken mee. “Zo kon ik aantonen dat wat ik vertelde ook juist was.”

De Jehova’s leven in een vrij enge doos. Binnen de kortste keren ben ik daar terug uit.

Rode lakverf

Gommers noemt zichzelf een rebel, hij lapte de regels van de Jehova’s vaker aan zijn laars. “De Jehova’s leven in een vrij enge doos. Dat is iets wat niet bij mijn leven past. Je kan proberen om mij in zo’n doos te stoppen, maar binnen de kortste keren ben ik daar terug uit.” Het viel dan ook geregeld voor dat hij door de verantwoordelijken op het matje werd geroepen. “Er was altijd wel iets. De ene keer was mijn haar te lang, de andere keer was mijn kostuum te uitdagend. Er waren zo veel regels.” Door zijn rebels gedrag kreeg Gommers niet de kans om op te klimmen. “Ik kon niet meer vooruit bij de Jehova’s. Mijn leerproces was daar al jaren gedaan.” Daarom besloot hij om weg te gaan. “Ik ben gewoon gestopt met naar de vergadering te gaan. Ze hebben mij nog proberen te overhalen, maar ik hield voet bij stuk.” Om dat duidelijk te maken had Gommers nog een laatste verrassing in petto.“Ik heb een pot rode lakverf over een duur beeld van de Jehova’s gegoten om te laten zien dat ik het echt beu was. Ze hebben mij toen definitief uitgesloten.”

Als er een Jehova voor de deur staat, doe ik open.

Zijn periode bij de Jehova’s heeft hij achter zich gelaten, maar gelovig is hij nog steeds. “Al mijn hele leven lang ben ik opzoek naar ‘de waarheid’. In de Bijbel vind je die antwoorden maar gedeeltelijk. Daarom zoek ik altijd verder naar het volledige plaatje.” Volgens Gommers is de beleving van geloof iets individueels en universeels. “Ik zie geloof als iets universeels. Wat ik denk kan je niet in een bepaalde gemeenschap plaatsen.”

Ondanks alles zou Gommers de deur openen als er een Jehova zou aanbellen. “Ik doe de moeite om te luisteren, je weet nooit wat ze te vertellen hebben. Al probeer ik hen ook duidelijk te maken dat er meer is dan wat zij geloven.”