Groe(n)ten uit Dendermonde

Dit bord verwelkomt bezoekers vanaf de dijk.

 

Tussen het scoutsplein en de bib, aan de rand van het centrum bevinden zich sinds 1908 de Dendermondse volkstuinen. Een honderdtal buitenmensen kweken groenten en fruit op hun eigen stuk land. Het is er als een klein dorp waar iedereen elkaar kent. Mensen met verschillende origines en achtergronden hebben er een ding gemeen: hun liefde voor de moestuin. Steeds meer migranten vinden hun weg naar de volkstuinen.

“Mijn moestuin was voor mij de beste leerschool om Nederlands te leren”

Bachir bewerkt meerdere stukken grond.
©  Fien Van Liedekerke

Bachir is een zestiger met een borstelige snor en lachende ogen. Elke ochtend komt hij om tien uur stipt met de auto naar zijn tuin om de dieren eten te geven. Het grind kraakt onder de banden van zijn gezinswagen. Al snel wordt hij begroet door een roodharige kat. Ze herkent het geluid van de motor. Spinnend geeft ze kopjes aan zijn benen, waarbij ze dikke plukken haar achterlaat op zijn broek. “Iemand is Minou hier komen afzetten. Sindsdien geef ik haar eten”, vertelt Bachir. Hij aait het dier zacht over haar bol. “Het zit hier vol zwerfkatten. Bijna iedereen verzorgt er eentje.” Als de korrels in haar oranje eetbakje kletteren, begint het beest dankbaar alles naar binnen te schrokken. Daarna zijn de kippen aan de beurt. Tien bruine hennen kakelen lustig door elkaar en proberen de beste zaadjes te bemachtigen. Bachir controleert ondertussen het kippenhok en haalt drie verse eieren tevoorschijn.

De stilte in de stad

Als zijn ochtendroutine erop zit, inspecteert Bachir de tuin. Hij komt hier al meer dan dertig jaar. In de jaren 80 bracht de liefde hem van Marokko naar België. Dat was niet makkelijk voor hem. “Ik kende de taal niet en vond daardoor moeilijk werk”, vertelt hij hoofdschuddend. “Ik volgde Nederlandse les en las kranten om mijn woordenschat uit te breiden. Maar de beste leerschool vond ik hier. Door dagelijks met mensen in contact te komen, heb ik sprongen vooruit gemaakt.”

Bachir heeft drie tuinen, nummer 59, 60 en 61 zijn van hem. Dat hangt op drie verschillende bordjes aan een ijzeren hek, waarvan de verf afbladdert. Een tuinkabouter bewaakt het erf. Er is een stuk uit zijn voorhoofd, maar hij blijft lachen. Vanaf de poort kronkelt een smal pad van losse tegels door de moestuin naar achteren. De zon weerkaatst op de dauwdruppels en laat de groenten schitteren. De tuin ademt georganiseerde chaos. Uitheemse groenten en kruiden groeien tussen de prei en de aardappelen.  Ze staan als het ware symbool voor de moderne maatschappij. Een haan kraait, een verdwaalde wesp zoemt rond het bloemenperk. In de verte hoor je een trein voorbij razen. Het geluid van de stilte in de stad. “Nadat ik vijf jaar gewerkt had, werd ik ziek. Van de dokter mocht ik geen arbeid meer verrichten. Maar thuiszitten is niets voor mij, ik verveelde me dood”, zucht Bachir. “Sindsdien vertoef ik hier nog vaker. In mijn tuin voel ik me nuttig en kom ik tot rust.”

Beter dan bio

De kat heeft een plekje gezocht bij de boontjes. Ze geniet van de zon en likt haar poten schoon. Haar ruwe tong maakt een raspend geluid. Bachir plukt kruiden. Hij verfrommelt  verschillende soorten munt in zijn hand, waardoor je de verse muntthee al kan ruiken. Boven de kippenren groeien drie vijgenbomen. De takken buigen onder het gewicht van de vruchten. De vijgen zijn heel klein, omdat ze weinig zon vangen. Bachir haalt er twee uit zijn schuurtje en neemt een hap. Het sap druipt over zijn kin. “Ik  geloof niet dat de biologische groenten in de supermarkt honderd procent natuurlijk zijn”, zegt hij. “Dat is een van de redenen waarom ik mijn eigen groenten kweek. Er is een vrouw die bij mij venkel komt halen. Ze krijgt die gratis van mij, maar ze wil ervoor betalen omdat ze hem veel lekkerder vindt dan die in de supermarkt.”  

Bachir rommelt in het schuurtje. Hij scheurt een plastic zak van een rol en begint die vol te stoppen met groenten.  Aubergines, pepers en paprika’s  verdwijnen er om de beurt in. “Ik heb heel veel groenten staan, die krijg ik niet alleen op. Daarom deel ik heel graag met andere mensen. De groenten en het sociaal contact, dat is wat mij hier houdt.”  

“Mensen van alle rangen, standen en klassen staan hier met elkaar in contact.”

Dagtrip

“Er zijn 168 percelen van 2 are waarop 132 gezinnen actief zijn. Sommige mensen onderhouden dus meerdere tuintjes”, vertelt Dirk Goossens, secretaris van het Werk der Volkstuinen. Samen met voorzitter Marc Peeters en ondervoorzitter Patrick Meulebroeck leidt hij alles in goede banen. “Vroeger waren de volkstuinen bedoeld voor mensen in armoede of andere slechte sociale omstandigheden. De tuinen moesten hen een doel en houvast bieden.” De volkstuinen zijn opgericht in 1908. Het terrein wordt gepacht van het OCMW en is eigenlijk woonuitbreidingsgebied. “Er was in de beginjaren geen enkele migrant te bespeuren”, gaat Dirk verder. “Pas in de jaren 70 is daar verandering in gekomen. Er stonden toen heel wat tuinen leeg en via een advertentie in de krant hebben we nieuwe leden aangetrokken.” Ondertussen zijn er een tiental  mensen met buitenlandse roots. Ze zijn onder andere afkomstig uit Marokko, Rusland, Thailand en de Filippijnen. “Het zijn hele trouwe leden. Als er iets moet gebeuren, zijn ze altijd de eerste die hun hulp aanbieden.”

Achter de volkstuinen ligt de gedempte Dender. De moestuinen zitten onder het waterniveau.
©  Fien Van Liedekerke

De leden die een moestuin bewerken betalen 33 euro per jaar. “Voor dat bedrag mogen ze het hele jaar door groenten kweken. Een abonnement op het maandblad Tuinhier is in de prijs inbegrepen.” Daarnaast zijn er ook steunende leden, dat zijn mensen die een vrije bijdrage schenken aan de vzw. “Er komen mensen van alle rangen, standen en klassen in de volkstuinen. Iedereen heeft contact met elkaar. We organiseren zelfs daguitstappen met de vereniging. Vorig jaar trokken we naar Luik om de abdij van Val Dieu te bezoeken. Volgend jaar plannen we een bezoek aan Poperinge.”    

 “Ik kweek groenten uit Thailand, omdat ik die hier in de winkel moeilijk kan vinden”

In haar serre kweekt Patcharin groenten en fruit voor Thaise gerechten.
©  Fien Van Liedekerke

Wat verderop ligt de tuin van Patcharin. Het is er veel leger en meer gestructureerd dan bij Bachir. Zoals in elke tuin groeit hier prei, maar er zijn ook groenten die opvallen door hun exotische uitstraling. Patcharin is een Thaise vrouw van veertig. Ze draagt rubberen laarzen en tuinhandschoenen om te voorkomen dat haar handen vuil worden. Op haar roze fleece zitten bijna geen vlekken. “Ik heb vorig jaar de eerste prijs gewonnen met mijn tuin”, is het eerste wat ze vertelt. “Ik had de mooiste tuin en de grootste diversiteit aan soorten, maar liefst 44. Ik denk niet dat ik dit jaar kans maak. Ik ben een maand naar Thailand gegaan, waardoor mijn tuin leger is.” 

Naast de bananenboom groeit een maïsplant. Patcharin duwt de bladeren opzij om te laten zien dat de maïskolf paars is. Ze besluit dat hij klaar is om geoogst te worden. In de aarde errond heeft Patcharin schelpen gestrooid. Het is alsof de schelpen op een zwart strand zijn aangespoeld. Ze zouden de grond vruchtbaarder moeten maken. “Ik kweek heel andere groenten dan de meeste mensen hier. Dat komt doordat ik vooral Thaise groenten heb staan. Die kan je hier in de winkel moeilijk vinden”, vertelt ze. Patcharin verhuisde in 1999 van Thailand naar België. Vier jaar geleden kwam ze in de volkstuinen terecht. Nu is ze hier elke dag te vinden.

De serre lijkt recht uit een botanische tuin geplukt. Het is een sierlijk klein huisje van glas met groene voegen. Als ze de deur opent, gaat de herfst plots over in de zomer. Het is er vochtig en warm en het ruikt er zoals de natuur na een warmteonweder. In de serre groeien nog meer uitheemse soorten, zoals papaja’s en citroengras. De papaja’s groeien moeizaam, voor hen is de serre net niet warm genoeg. “Bepaalde vruchten, zoals de papaja’s, kweek ik omdat ze te duur zijn in de winkel. Ik spaar heel wat geld uit door ze in de tuin te planten.”

Thaise boontjes

Patcharin gaat even onder het afdak van het tuinhuis zitten. De wind fluit en laat de bladeren ritselen. Een zelfgemaakte vogelverschrikker van petflessen danst mee. Op de grond liggen een paar stengels maïs, die met wortel en al zijn uitgetrokken. Er hangen nog kluiten aarde aan.  “Die zijn van de buren”, vertelt ze. “Als we groenten te veel hebben, wisselen we die uit.” En veel groenten, die heeft Patcharin. In het schuurtje staat een enorme bak die tot de nok gevuld is met rode en witte uien. Het zijn er meer dan ze in een gemiddelde supermarkt te koop aanbieden. “Ik heb dit jaar 40 kilogram tomaten en 220 kilogram aardappelen geoogst. Het grootste deel bewaar ik thuis in de kelder. Deze zomer heeft mijn man dit tuinhuis gebouwd om de rest een plek te kunnen geven.”  

Vooraan in de tuin groeien Thaise rode pepers. Het zijn net kleine rode stekels die vanuit de struik naar buiten krullen. Een klein hapje en je mond staat in brand. “Als ik alleen thuis ben, maak ik het liefst Thaise gerechten klaar. Ik heb dit jaar bijvoorbeeld veel boontjes geoogst. Die laat ik dan met wat maïsolie en porto in de pan sudderen. Ik kluts er twee eieren door en voeg wat look, ui, koriander en Thaise peper toe. Een lekker en snel gerecht met allemaal verse ingrediënten uit mijn tuin. Dat is geweldig.”

Wintervergadering en prijsbeesten

Twee keer per jaar komen de tuiniers samen voor een vergadering. Tijdens de wintereditie blikken ze terug op het voorbije jaar. Het is kwart na negen. In een zaal van een middelbare school zitten de leden aan tafels. Ze praten honderduit en genieten van een drankje. De geur van koffie verspreidt zich in het lokaal. Sommigen wagen zich aan een biertje. Wie de zaal binnenkomt, wordt uitbundig begroet. Het is er als een stamcafé waar vrienden afspreken om te kaarten. Iedereen kent iedereen. Bijna alle plaatsen zijn bezet. Het aantal vrouwen kan je op twee handen tellen. Een man komt binnen en neemt een stoel van de stapel. Er is geen enkele plek meer vrij aan de tafels. Bachir wenkt hem. “Ik zal opschuiven, kom maar bij ons zitten”, zegt hij.

De vergadering gaat van start. Een deskundige komt uitleg geven over de zuurtegraad van de bodem en de invloed daarvan op de groenten. Het is een vrij technische uitleg. Enkele leden krabbelen duchtig informatie in hun notitieboek. Daarna worden er heel wat moestuinvragen afgevuurd. “Nu is het moment aangekomen waarvoor we hier allemaal zijn”, zegt de voorzitter. Er klinkt geroezemoes in de zaal. “Het is tijd om de winnaars van onze tuinwedstrijd bekend te maken. Dat zijn de mensen die veel soorten hebben staan en een mooie tuin hebben.” Er worden verschillende namen afgeroepen. Onder luid applaus mogen de leden een enveloppe met prijsgeld in ontvangst nemen. Zowel Bachir als Patcharin vallen in de prijzen. Ze behalen een score van respectievelijk 87 en 85 op honderd. “Ik had het niet verwacht”, zegt Patcharin. Ze ziet er heel anders uit dan in de tuin. Haar werkplunje heeft plaats gemaakt voor een zondagse outfit, compleet met rok en hakken. “Vorig jaar had ik een score van in de negentig”, vertelt ze.

Aan het begin van de vergadering werden er gratis tombolalotjes uitgedeeld. Een onschuldige kinderhand kiest de winnende cijfers uit een bak. Bachir en Patcharin hebben opnieuw geluk. “Ik ben de beste!”, roept Bachir lachend wanneer hij zijn plant in ontvangst neemt. “Uw vrouw zal blij zijn”, roept iemand geamuseerd terug. Na de tombola verlaten een aantal mensen de zaal. De meerderheid blijft zitten om wat na te praten. “Tot vanavond?”, roept iemand vanaf de uitgang naar de andere kant van de zaal. “Ja, ik kom ook om mijn lidkaart. Tot dan, hè!”, luidt het antwoord.

De leden van de volkstuinen keren huiswaarts. Stilletjesaan loopt de zaal weer leeg. De mensen nemen afscheid van elkaar en weten dat ze elkaar gauw zullen aantreffen in hun geliefde tuintjes. Want dat is de plek waar ze bijleren: over moestuinen, over het leven en over elkaar. Het is hun eigen geliefde dorp waar iedereen gelijk is en waar ze al hun zorgen vergeten.