“Miek, Miek kan je me komen halen?” Ik hoor een hapering in zijn stem die hem verraadt. Ik blijf kalm. “Vertel me wat er gebeurd is.”
Een dagje rust. De zon streelde mijn verzuurde spieren. Een marimbabeltoon doorbrak de stilte. Ik kneep mijn oogleden zo veel mogelijk samen om de naam te kunnen lezen op het scherm. Het was Nico Cornelis, mijn vriend. Samen met hem was ik op reis in Spanje.
Miek Vyncke
Miek Vyncke (35) is een huisarts uit Maldegem. Naast haar beroep doet ze regelmatig mee aan duatlon- en triatlonwedstrijden. Maar vier jaar geleden lag alles even stil voor Miek en haar toenmalige vriend Nico Cornelis.
VRIJDAG 13 SEPTEMBER 2014 – Hoe voel je je?
Een zweetdruppel volgt langzaam mijn haarlijn. Ik ren. Ik stuif. Ik spurt. Ik blijf spurten. Nog tweehonderd meter. Ik zie de lichten al. Ze flikkeren. Ik ben er bijna. Veel silhouetten. Er staan veel silhouetten. Nog honderd meter. De druppel glijdt verder langs de minuscule haartjes op mijn voorhoofd. Nog vijftig meter. De silhouetten worden mensen. Mensen die ik niet ken. Een lint zondert me van hen af. Het houdt me niet tegen. Het lint knapt in twee. Ik stop met spurten. Ik ben er. Ik adem de warme lucht in tot diep in mijn longen. De mensen die ik niet ken, schuifelen voorzichtig naar me toe. Anderen rennen. Ze maken foto’s van me met flitsende lichten. Er zit een vrouw op de grond. Na twee kilometer had ik haar voorbij gecrosst. Toen ik mijn racefiets en helm achterliet bij nummer 272 zag ik haar niet meer. Ze kijkt me in de ogen. Ze knikt haar hoofd langzaam op en neer. Ik interpreteer het als een vorm van felicitatie. Eerste van alle dames. Ik heb de 1/8e triatlon gewonnen bij de Grote Prijs Jim Beuselinck in Oedelem. Een uur, tien minuten en 47 seconden vertelt een van de organisatoren mij. Mijn tactiek en inspanningen hebben geloond. De zweetdruppel raakt de top van mijn wenkbrauw. Een man met een notitieboekje in zijn handen komt naar me toe gelopen. De druppel volgt de littekens aan mijn linkerooghoek.
“Miek Vyncke, hoe voel je je nu?” Het uiteinde van zijn balpen is maar drie millimeter van zijn notitieboekje verwijderd. Aan het blauwe logo op zijn perskaart zie ik dat hij een journalist is van Het Laatste Nieuws.
“Om nu te zeggen dat ik stilaan weer de oude ben na mijn revalidatie? Neen, dat is zeker niet het geval”, geef ik toe.
WOENSDAG 5 MAART 2014 – Torrevieja
Twee uur en 21 minuten duurt de vlucht van Brussels Airport naar Alicante. Daarna is het nog 38 minuten rijden met onze huurauto tot we in Torrevieja zijn. Dat is twee uur en 59 minuten dat ik niet kan sporten. Niet kan zwemmen. Niet kan fietsen. Niet kan lopen. Maar ik vlieg graag. Het is sneller en efficiënter dan met de auto. Op het vliegtuig bekijk ik mijn berichten. Daarna rust ik wat. Ik heb tot het laatste moment voor het vertrek getraind. Mijn gedachten gaan naar de plaats waar we heen gaan. Ik las vier maanden eerder op Wikipedia dat Torrevieja een badplaats is in het zuidoosten van Spanje die veel toeristen trekt. Er zijn dertien verschillende namen voor de twintig kilometer kust die ze hebben. La Mata Beach krijgt vier sterren van 1212 anonieme beoordelingen op TripAdvisor. “Proper. Niet te druk. Beetje rotsen. Voldoende cafés en restaurants in de buurt. De zee is proper. Het strand ook. Is een zandstrand.” Ik ben er vooral om te fietsen, te lopen en me voor te bereiden op de triatlon in Oedelem. Ik wil er ook genieten van de zon. Tijdens de winter is het weer daar beter dan in België. Nico en ik logeren in een groot appartement gelegen in een golfresort. Er is een living met een balkon, een gewone keuken, twee slaapkamers en een badkamer. Onze vrienden zijn eigenaar van de verblijfplaats. Ze zijn samen met hun zoontje mee op reis. Het is de eerste vliegreis van Jules, mijn petekindje van een jaar. Tijdens de reis bezoek ik met hem het strand en speel ik spelletjes. Hij is een lieve en ernstige jongen, maar als we samen zijn, kan hij best uitbundig zijn.
ZATERDAG 15 MAART 2014 – Ik zie niks
Na tien dagen sporten doen mijn kuitspieren pijn en mijn benen voelen zwaar aan. Het is onze laatste dag. Een dagje rust. Onze vrienden zijn een drietal dagen eerder naar huis vertrokken. Ik leg mijn sportkledij bovenop de stapel kleren in mijn reiskoffer. Nico vraagt me of ik het erg vind dat hij nog even een fietsrit gaat maken. Het komt me goed uit. Dan kan ik het appartement nog opruimen. “Ik ben maar een drietal uur weg.”
De marimbabeltoon van mijn iPhone doorbreekt de stilte. Ik knijp mijn oogleden samen om de naam te kunnen lezen op het scherm. Het is Nico Cornelis, mijn vriend.
“Miek, Miek kan je me komen halen?” Ik blijf kalm. Ik vraag hem wat er gebeurd is. “Ik heb een tik gekregen van een vrachtwagen. De chauffeur is verder gereden. Volgens mij heb ik mijn sleutelbeen gebroken. Ik kan niet meer verder. Wat moet ik doen?”
Ik zeg dat ik hem kom halen en hij vertelt me de straatnaam. Zeven minuten later rijd ik van het resort. De gps toont dat het 27 kilometer rijden is. De kortste route is via de N-332 en daarna neem ik de Autopista del Mediteráneo. De gps vraagt me of ik de route wil nemen met de tol. Ik tik op ja. De gps raakt stilaan versleten. Ik tik een tweede keer op ja. Ik denk na over hoe de situatie straks kan zijn. Nico’s fiets kan makkelijk achteraan in de auto als we de zetels plat leggen. Het is een donkere Citroën Berlingo. Zo’n bakkersauto. Op de radio hoor ik een nieuwsbericht. De nieuwslezeres spreekt snel, maar ik hoor Malasia. MH370, een vliegtuig van Malaysia Airlines, was sinds vorige week vermist. Er is te veel ruis in het bericht en ik begrijp de woordenstroom toch niet. Ik draai de volumeknop naar links. De ronkende auto vult de stilte op. Mijn hart slaat geen slagen over. Ik ben kalm. Ik rijd voorbij kleine huizen die omgeven worden door appartementsgebouwen. In de achteruitkijkspiegel zie ik Torrevieja kleiner worden. Groene droogte omsingelt me. Het is nog twee kilometer rijden naar de plaats van Nico’s ongeval. Ik zie een auto op me af rijden. Hij zal nog wel kunnen uitwijken. Of niet. Waaraan denken mensen voor ze dood gaan?
Ik hoor niks. Ik voel niks. Ik zie niks.
MAANDAG 17 MAART 2014 – Ik voel alles
Ik zie niks. Mijn ogen zijn gesloten. Ik voel alles. Mijn hoofd en nek doen verschrikkelijk veel pijn. Ik hoor een vertrouwde stem iets zeggen in gebrekkig Spaans. “Hello, soy Ann Lampaert, la madre de Miek Vyncke.” Ik open mijn ogen en zie mijn mama en papa in een witte deuropening. Hun ogen kruisen de mijne. Waar ben ik? Er hangt een bordje achter haar. Cuidados Intensivos.
“Oh meisje, je bent wakker!” Mijn mama snelt naar me toe. “Kan je je tenen bewegen?” Ik wiebel mijn tenen en knik.
“Wat is er gebeurd?”, vraag ik haar verward.
“Je hebt anderhalve dag in coma gelegen.” Haar stem komt gedempt binnen. Ik voel aan mijn oren. Er liggen watten op. “Zaterdag belde Nico me rond vier uur in de namiddag om te vragen of je vader en ik wisten waar je was.”
“Ik was op weg naar Nico. Hij kon niet meer alleen naar het appartement.” Meer dan dat herinner ik me niet. Het is een zwart gat.
Mijn mama nestelt zich in de stoel naast mijn witte ziekenhuisbed. Mijn papa gaat bij haar staan. “Drie uur later was je nog niet toegekomen. Nico heeft je proberen bellen, maar hij kreeg enkel je voicemail. Ik zei hem dat hij beter met een taxi terugkeerde naar het appartement. En op het resort vertelden de bewakers dat je wel degelijk was vertrokken. Maar rondom het appartement wist niemand waar je was.”
“Hoe hebben ze me gevonden?” Ik voel dat mijn hoofd omwikkeld is met een verband. Ik kan het niet bewegen door een halskraag.
Mijn papa gaat verder: “De conciërge van het domein heeft naar alle ziekenhuizen en politiedepartementen gebeld in de regio. Pas om 18.33 uur kregen we nieuws dat er een jonge dame was getroffen door een zwaar ongeval. Je bent met een helikopter overgevlogen naar Hospital General Universitario de Alicante. Nico is onmiddellijk met een taxi naar het ziekenhuis vertrokken nadat we het nieuws gehoord hadden. Hij mocht je niet zien. Pas na middernacht stopten de dokter en zijn assistenten met opereren. “She had luck”, vertelde de dokter aan Nico. De hulpdiensten hadden onmiddellijk besloten om je over te laten vliegen naar het universele ziekenhuis van Alicante, omdat je een diepe snede had die bijna over je volledige gezicht kronkelde en je oor was afgescheurd. In het ziekenhuis zagen ze op de scans dat je gebroken halswervels had die levensgevaarlijk hadden kunnen…”
Een verpleger onderbreekt hem in gebrekkig Engels: “Sorry, the visit hours are over.”
“Nico, je vader en ik mogen je maar twee keer tien minuten per dag zien”, vertelt mijn mama. “De bezoekuren zijn hier enorm streng op intensieve zorg.”
VRIJDAG 21 MAART 2014 – Witte muren
Minuten worden uren. Uren worden dagen. Na vijf dagen op intensieve zorg lig ik nu in een gewone ziekenhuiskamer. Witte muren. Oncomfortabele bedden van metaal. Ik moet nog een tiental dagen blijven. De bezoekuren zijn helemaal tegengesteld aan die van intensieve zorg. Mijn ouders kunnen me van negen uur ’s ochtends tot negen uur ’s avonds bezoeken. Ik ben nooit alleen. Bijna niemand spreekt Engels. Zelfs de dokters niet. Gelukkig ben ik arts. In enkele Latijnse termen kan ik vragen naar mijn toestand.
“Te has roto dos vértebras cervicales.” Dat laatste herken ik.
Twee gebroken halswervels en een zware slag op mijn knie. Ik had die knie een paar maanden eerder gebroken tijdens een skivakantie. Toch ben ik gelukkig. Mijn armen en benen kan ik nog bewegen.
Nico is al terug vertrokken naar België. Hij wordt daar geopereerd. Mijn papa had hem na zijn val tijdelijk opgelapt met een fietsbandje dat als draagverband werkte. Door de commotie van mijn ongeluk liet hij pas dagen na het ongeval zijn verwondingen nakijken door een dokter. Hij heeft niet enkel zijn sleutelbeen gebroken, maar ook een rib.
Na veel aandringen mag ik na vijftien dagen vertrekken naar België. Alicante is de dichtstbijzijnde luchthaven, maar daar landen geen medisch uitgeruste vliegtuigen. Een ambulance brengt me daarom naar Madrid, 447 kilometer verderop. Enkele begeleiders doen hun best om me optimale zorg te geven tot in Brussel. Van daaruit word ik overgebracht met een ambulance naar het Universitaire Ziekenhuis in Gent.
Pas in het ziekenhuis wordt me duidelijk hoeveel geluk ik had bij het ongeluk.
“Je hebt het overleefd door je stevige nekspieren van het sporten. Het was maar een kwestie van een paar millimeters.”
De weken erna zijn fysiek en mentaal heel lastig. Ik zit drie maanden in een ijzeren harnas, omdat ik mijn nek niet mag bewegen. Lopen mag ik niet. Mijn favoriete sport. Op advies van mijn papa en dokter hou ik mijn conditie op peil door te fietsen en aan aquajogging te doen. Een plastische chirurg herstelt mijn huidletsels. Ze beginnen enorm te jeuken, maar dat betekent dat ze genezen. Met de steun van mijn ouders, broer en vrienden kruip ik uiteindelijk uit mijn dal.
VRIJDAG 13 SEPTEMBER 2014 – Kracht te kort
Ik herinner me nu nog steeds niet hoe het ongeval is gebeurd. Het enige wat ik me nog herinner is dat ik mijn gps instelde om Nico op te halen en dat ik buiten ons vakantiedomein was gereden. De volledige weg naar Nico’s ongeval is een zwart gat. Ik weet niet welke auto ik heb aangereden. Of welke auto mij heeft aangereden. Ik weet niet welk merk. Ik weet niet welke kleur. Iedere keer wanneer we belden naar de Spaanse politie om meer informatie te krijgen, hoorden we “Mañana”. Morgen. Ik kwam pas achteraf te weten via verslagen van de hulpdiensten en het verhuurbedrijf van de wagen dat ik frontaal was aangereden. Maar ook al hoorde ik dat, toch blijft het een zwart gat.
“Miek Vyncke, hoe voel je je nu?” Het uiteinde van zijn balpen is maar drie millimeter van zijn notitieboekje verwijderd. Aan het blauwe logo op zijn perskaart zie ik dat hij een journalist is van Het Laatste Nieuws.
“Om nu te zeggen dat ik stilaan weer de oude ben na mijn revalidatie? Neen, dat is zeker niet het geval”, geef ik toe. “Ik blijf met pijn zitten aan mijn linkerknie en mijn nek is ook helemaal nog niet in orde. Daar heb ik vooral last van na het zwemmen bij een wedstrijd. Ik kom ook nog steeds kracht te kort in mijn benen, want ik ben van nul opnieuw moeten beginnen. Maar de winterduatlon van december staat al met drie dikke lijnen onderstreept in mijn kalender. Ik ben nu eenmaal een doorzetter.”