Als West-Vlaming voel ik me wel vaker achtergesteld, maar deze maand was het net dat tikkeltje erger. Per getikt paragraafje zwakte mijn westers zelfbeeld af. Van verbazing, maar ook lichte teleurstelling. Made in China.
Salut Mao
Het begon bij het filmpje van VRT-NWS over de digitale revolutie in China. Weet je wat niet langer bestaat? Een Chinees met een portefeuille, inclusief klantenkaartjes, tickets, abonnementen of geld. De Chinezen vertrouwen louter op hun smartphone, aldus Veerle De Vos. Een subtiele QR-scan volstaat om op restaurant te betalen en wat getokkel op je scherm om een huurfiets te activeren.
Het is fijn om de Mao-biljetten uit het straatbeeld te zien verdwijnen. Bovendien is het zo gebruiksvriendelijk en cool dat ik voortaan zal weigeren om als plebs met cash en bankkaart af te rekenen. Maar toch, in mijn wereld is dat wellicht geen evidentie. Mijn iPhone kletst geregeld tegen de grond en luistert nu al niet meer naar de laatste iOS-update.
Begrijp me niet verkeerd, hier komt het ook wel eens voor. Een beetje als water in de woestijn, je moet ferm chance hebben. Neem nu L’arbre, een Gentse snackbar. Zij maken sinds kort gebruik van Cashfree. Oké, er zijn nog mobiele betaalapps. Payconiq is ietwat bekender. We zijn dan toch niet helemaal wereldvreemd.
Het komt er echter telkens op neer dat je toch best wat cash bij de hand hebt. We kennen allemaal die ene bakkerij waar je alleen maar contant kan betalen. In het uitgaan moet je ook muntjes presenteren voor een fris pintje. In China zou het geen waar zijn. Vandaar ook de vraag: Waarom staan zij zoveel verder?
Weet je wat niet langer bestaat? Een Chinees met een portefeuille, inclusief klantenkaartjes, tickets, abonnementen of geld.
Solo-opmars
China als ‘het gele gevaar’ voor het Westen, het is iets van op de schoolbanken. Ondanks de racistische en gedateerde connotatie, valt de snelle digitalisering van China niet te negeren. Als dit een race was, dan had China ons tien jaar geleden al voorbijgestoken. MO-magazine schetste dat met een verdienstelijke longread.
China zelf ziet er geen graten in, maar bedekt zijn digitale revolutie met de mantel der open economie. Onlangs vond het negentiende congres van de Communistische Partij plaats. President Xi Jinping beloofde opnieuw dat China een open economie zal blijven. Dat moet wel, als lid van de Wereldhandelsorganisatie. Maar op de site van de NOS valt er te lezen hoe tegenstrijdig die belofte is. Een open economie ten voordele van de nieuwe Chinese wereldorde…
De uitkomst van een onderzoek van het Amerikaanse PEW is bijgevolg niet verwonderlijk: China wordt niet echt gesmaakt bij de buurlanden. De economische voordelen beoordelen ze gunstig, maar ze staan wat wantrouwig tegenover de gevoerde politiek en militaire druk.
Als dit een race was, dan had China ons tien jaar geleden al voorbijgestoken.
Hightech-stad
China haalde de technologische mosterd wel bij het Westen. Hoewel wij het knip-en-plakwerk durven noemen, hebben ze het toch maar mooi naar een ander niveau getild. De Zuid-Chinese stad Shenzhen evolueerde zo op 35 jaar tijd van een vissersdorp naar de bakermat van elektronica. Of de Chinese versie van Silicon Valley, met heel wat hightech-giganten in de achterzak. Stefan Blommaert bezocht er voor VRT NWS het bedrijf DJI, dat een globaal marktaandeel van 70% heeft in de dronesector.
Als je eenmaal in het techparadijs belandt, dan schaaf je best je Mandarijn wat bij. De Japanse consulent Shiho Nakano biedt daarom sinds kort taalcursussen aan. Dat gaat van expertzinnen tot het alledaagse “Kan ik hier met WeChat Pay betalen?”
Zo mag ik afronden waar ik begonnen ben. Bij het confronterende feit dat China zoveel verder staat, of het nu om mobiel betalen gaat, of om massaproductie en ontwikkeling van elektronica. Stof tot nadenken.