Terug naar het bos: kuddes schapen en kleuters

Het Drongengoedbos Foto: Heleen Claeys

 

De bladeren vallen van de bomen, honden blazen wolkjes in de eerste vrieskou en wij lopen rond in truien die naast ‘warm genoeg’ en ‘niet te duur’ ook nog eens fashionable genoeg zijn. Die beelden komen bij me op als ik denk aan het bos. Maar natuurlijk ook aan bergen bladeren om in te ravotten, uren muisstil plat op je buik liggen om een glimp van een hert op te vangen en een warme kop chocolademelk die je moeder voor je klaarzet als je terug thuis komt. Het bos is dus vooral een deel van mijn kindertijd, maar wat zou het bos nu nog voor anderen betekenen?

14 oktober 2016, een vrijdagochtend, niet koud, maar wel aan de frisse kant. Ik loop in het Drongengoedbos dat met zijn 750 hectare het grootste aaneengesloten bos van Oost-Vlaanderen is. Boswachter Marc staat me op te wachten om samen een wandeling te maken. “Ik heb vanmorgen al een ree gespot”, vertelt hij veelbelovend. Ik heb in mijn leven nog nooit een wilde ree gezien, ook al moest ik minstens een keer per jaar op verplichte schooluitstap naar het bos. Maar de herinnering aan het luid geschreeuw en het wild geravot dat bij deze uitstapjes hoorde, verklaart veel.

“De populatie reeën schatten we op dit domein op honderdtwintig en de damherten op zestig”, vertelt Marc. “Maar natuurlijk zitten hier ook nog andere dieren zoals vossen, konijnen en eekhoorns. Om dan nog te zwijgen van de muizen en de insecten!” Een specht heeft zich kenbaar gemaakt in de schors van een boom. “Hij steekt nootjes vast tussen de schors om vervolgens de vruchten eruit te pikken. Daarom zien we nu een hele reeks notendopjes zitten”, legt Marc uit. Ik heb medelijden met de arme eekhoorn die zijn voedsel moet delen met deze ‘timmerman’.

Dikke egoïsten

De stukken bos links en rechts van de dreef verschillen opmerkelijk. Links zie ik een wildernis van mos, struiken, varens, bomen en alle groene dingen met bladeren die je je kunt voorstellen. Daar wil je wellicht niet doorlopen, want het zit vast vol met spinnen en andere kriebelbeestjes. Een nare gedachte van mezelf die in de biologieles de verticale bosstructuur moet aframmelen, schiet door mijn hoofd. Rechts is een oase van rust en organisatie. De bomen staan op een gestructureerde plaats ten opzichte van elkaar. Marc vertelt dat mensen geneigd zijn om het rechtse deel mooier te vinden terwijl er zoveel meer te zien is in het linkse deel. De eiken links maken het bos ecologisch gevarieerder dan de beuken rechts. Eiken laten namelijk begroeiing toe onder hen, terwijl beuken al het licht voor zichzelf houden. Maar ook al zijn beuken dikke egoïsten, ik kies toch voor rechts, want ik hou nu eenmaal meer van structuur dan van een jungle.

IMG_2438

Zowel jonge bomen als afgestorven exemplaren zijn belangrijk voor het bos. (Foto: Heleen Claeys)

Hier en daar kan je een omgevallen of verrotte boom zien liggen. Ze geven het bos een slordige look, maar toch zijn ze onmisbaar voor de biodiversiteit. “Het klinkt raar, maar dood hout zorgt voor meer leven. Een rottende stam kan namelijk een voedselbron betekenen voor vele organismen. Het kan ook als schuilplaats dienen voor kevers, vleermuizen en marters. Dood hout hoeft niet altijd een omgevallen boom te zijn, maar kan evengoed een overblijfsel zijn van een stam die nog steeds rechtop staat. We verwijderen dode bomen dus enkel als ze de dreven versperren of een gevaar vormen voor de bezoekers.”

Bomen ruiken

Zouden de bomen in contact kunnen staan met elkaar? Het doet Marc denken aan een boek dat hij ooit heeft gelezen: Het verborgen leven van bomen van Peter Wohlleben. Bomen zouden over een geur- en smaakzin beschikken. Als de wortels van een boom problemen ondervinden, wordt die informatie over de hele boom verspreid. Vervolgens geven de bladeren geurstoffen af die speciaal op de situatie zijn afgestemd. Bomen herkennen namelijk om welke boosdoener het gaat. Hierdoor kunnen ze zelfs de hulp inroepen van predatoren zoals iepen en dennen dat doen met kleine wespen. Zij leggen eitjes in de rupsen die van de bladeren aan het eten zijn. Het nageslacht van de wesp zal de rups vanbinnen langzaamaan opeten. Zo wordt de boom bevrijd van zijn ongewenste gast. “Maar er is ook een soort van struggle for life tussen de bomen”, vertelt Marc. “Ze vechten om het meeste licht en er is er maar een die boven de ander kan groeien.” 

De struggle for life tussen de bomen: ze vechten om het meeste licht en er is er maar een die boven de ander kan groeienBoswachter Marc

De gave om goed te kunnen schatten heb ik niet meegekregen van mijn vader. Daarom vraag ik Marc hoe hoog de bomen hier zijn. “Hier worden de bomen zo’n vijfentwintig meter hoog. In het Zoniënwoud worden bomen van dezelfde soort wel veertig meter hoog omdat de voedingsbodem daar veel rijker is. In dit gebied hebben we te maken met een arme, zure kleigrond. Het is al helemaal niet geschikt als landbouwgrond, daarom dat het bosgebied hier zo groot is.”

Bospolitie

Over het bos heb ik nu al heel wat bijgeleerd, maar over de boswachter zelf nog niet. “Als boswachter heb je uiteraard wel een passie voor de natuur nodig. Ik bracht al van kleins af mijn tijd door in de natuur. Ik heb gestudeerd voor technisch ingenieur, maar daarna heb ik nog een cursus bosbouw gevolgd zodat ik boswachter kon worden aan de Vlaamse overheid. Als boswachter heb je verschillende taken, zoals het bos- en natuurbeheer. Daarvoor moeten we beplantingsplannen opmaken, bomen aanduiden die moeten geveld worden, de vormsnoei en zuivering van bepaalde bomen uitvoeren. Het heide- of grasbeheer houdt in dat we regelmatig moeten maaien of zoals hier het toezicht houden op de schaapskudde. Onze politionele taak voeren we vooral in het weekend uit. Dan moeten we erop letten dat de bezoekers de regels van het bos en de natuur respecteren. Meestal gaat dit om situaties waarbij een hond niet aan de leiband loopt, of een ruiter of fietser niet op het geschikte pad rijdt. In de meeste gevallen zetten mensen hun eigen fouten recht als ze mij opmerken, maar als mensen niet willen luisteren, mogen wij een proces-verbaal opstellen. Over sluikstorters en stropers hebben we natuurlijk minder controle omdat je daar gericht naar moet zoeken.”

Een klas op bezoek in het bos (Foto: Heleen Claeys)

Nu het al wat later is, hoor ik ook veel meer lawaai van de andere bezoekers. En dan vooral kinderstemmetjes. Het is dan ook niet voor niets Week van het Bos. “Dit jaar staat het thema ‘sport’ centraal in de Week van het Bos”, vertelt juffrouw Svea van het vijfde en zesde leerjaar van basisschool De Parel. “Met de kinderen erbij is het nu wat chaotischer, maar anders kom ik helemaal tot rust als ik op zondag met mijn vriend of familie eens in het bos kom wandelen.” Een eindje verderop zie ik een meester die zijn leerlingen wat moeilijker in bedwang kan houden. Nog voor ze de toestemming gekregen hebben, zitten ze al in de duikers. Dat zijn de grachten die naast de paden liggen. Gelukkig staan ze droog! Het is duidelijk dat kinderen nog steeds vol bewondering zijn voor de ‘politie van het bos’. “Kijk daar”, stoot de een de ander aan, “de boswachter!”

Kudde kleuters

Verderop hoor ik nog veel meer en vooral veel hogere kinderstemmetjes. Ik zie een hele kudde schapen met daarachter een hele kudde kleuters. Ik stel vast dat twee honden nog makkelijker tweehonderd schapen in het gareel kunnen houden dan twee juffen dat kunnen met een twintigtal kleuters. Herderin Leen laat haar schapen hier elke dag tussen april en november de weides begrazen. “Ik werk hier nu al zeven jaar dus het bos is voor mij een werkplaats geworden. De schapen trekken bezoekers en scholen aan die meer willen te weten komen over de kudde. Ik vind het leuk om uit te leggen hoe nuttig de schapen zijn voor het bos en dat ze hier een belangrijke rol spelen.” Deze schapen zien er helemaal anders uit dan de schapen die op de weide staan in de straat waar ik woon. “Mijn schapen zijn geen alledaagse rassen. Ze wegen veel minder dus zijn ze niet geschikt voor de vleesproductie, maar ze zijn schitterend voor natuurbeheer omdat ze brandnetels, bramen en heide eten. Ze springen bijna in de bomen om blaadjes te kunnen eten.”

Ik vind het leuk om uit te leggen hoe nuttig de schapen zijn voor het bos en dat ze hier een belangrijke rol spelenHerderin Leen

Een kudde schapen is een opvallend element in een bos en herderin Leen merkt dat ook aan de gestegen vraag naar begeleide wandelingen met de schaapskudde. Er komt duidelijk nog veel meer bij kijken dan het wandelen alleen: “Ik ga regelmatig naar evenementen waar ik demonstraties geef met de honden. Ik geef er ook informatie over natuurbeheer met schapen, schapenrassen, wolbewerking, enz. De mensen kunnen alles van dichtbij volgen, want ik neem altijd enkele schapen met me mee.” Maar ook in de winter is er veel werk te doen: “Je moet je kudde goed kunnen managen. Er moet voldoende hooi zijn voor een hele winter en in januari komen er heel wat lammetjes bij die elke dag verzorging nodig hebben.” Een mondige kleuter leerde me eerder al dat de schapen met een gele kont in verwachting zijn. “De ooitjes blijven in de kudde, maar de bokjes gaan eruit. Dus de schapen in deze kudde zijn allemaal van het vrouwelijk geslacht, zelfs die met horens.”

De schapen moeten merken dat de aandacht van hun herderin al voor een lange tijd op mij is gevestigd, want ze beginnen wat uiteen te lopen. Met een kreet die ergens tussen ‘koek’ en ‘tsjoek’ ligt, zorgt Leen ervoor dat de honden de schapen weer bijeenbrengen. “De poort staat nog open aan de andere kant dus ik moet opletten dat er geen enkele ontsnapt”, lacht Leen. “Er is er nog nooit een uit zichzelf op de vlucht geslagen, maar het komt hier wel eens voor dat ze worden opgejaagd door een loslopende hond. En dan weet ik nooit waar ik ga eindigen!”

Herderin Leen met haar herdershond en schaapskudde (Foto: Heleen Claeys)

Iets felroze trekt mijn aandacht. Het is de kleur van de fleecejas van de vrouw die op me komt afgewandeld. Denkend aan hoe ik vanmorgen in mijn kleerkast zorgvuldig heb gezocht naar donkergroene en bruine kleren, ben ik verbaasd om zoiets te zien in het bos. Mijn verbazing neemt nog meer toe als ook zij mij verteld dat ze vanmorgen een hert heeft gespot. Blijkbaar zijn de dieren hier dan toch niet zo schuw als ik dacht. De vrouw blijkt Francisca te heten en een gids te zijn. “Ik kom even rondkijken om mijn gidsbeurt van volgende week vrijdag voor te bereiden”, verklaart ze. “Ik vind het Drongengoed een heel fijne plek omdat het groot is en je daardoor ook zoveel diversiteit ziet binnen het bos. Vandaag heb ik een andere toer gedaan dan de weg die ik normaal afleg. Ik probeer zoveel mogelijk indrukken op me te laten afkomen, maar het is soms wel storend dat hier dichtbij een vliegveld ligt.”

Bommen

Ook het goede oriëntatievermogen van mijn vader heb ik jammer genoeg niet geërfd, maar de dreef waarin ik momenteel wandel, herken ik wel. Niet aan wat ik zie of ruik, maar wel aan wat ik hoor en voel. Ik heb hier al eerder gelopen met de boswachter, want ik moet aan precies hetzelfde denken als toen. Als ik hier loop, voel ik vooral angst. En dan nog wel angst om geraakt te worden. Rondom mij storten de eikels met hoge snelheid tegen de grond. Telkens als ik geritsel hoor boven mijn hoofd, duikt mijn nek als vanzelf iets dieper weg tussen mijn schouders. Het zijn precies bommen die rond mij inslaan. Als bij wonder overleef ik de aanslag zonder een keer geraakt te worden. Deze dreef vermijd ik voortaan als de pest, neem ik mezelf voor.

Een vogel vliegt in een kastje dat bovenaan een boom is vastgetimmerd. Dat moet vast voor de luie vogels zijn, want staan hier geen bomen genoeg waarin de vogels hun eigen nestjes kunnen bouwen? Soms is het geritsel van de bomen zo hevig dat ik denk dat het aan het stortregenen is. Ik sluit mijn ogen en luister naar het geluid. Het doet me ook denken aan een knetterend houtvuur. Aangezien ik nu al drie uur lang in het bos loop, krijg ik het best wel koud. De gedachte aan dat knetterend houtvuur doet me nog meer verlangen naar thuis. Ik besluit om langs te gaan in de Drongengoedhoeve om mezelf een beetje op te warmen.

Wapenschilden en lijfspreuken

Wapenschild van de abdij van Drongen.

Wapenschild van de abdij van Drongen

Wapenschild van abt de Stoop

Wapenschild van abt de Stoop

Het jaar 1746, waarin abt de Stoop de huidige abdijhoeve oprichtte, staat gegraveerd boven de ingang. Ook de wapenschilden en lijfspreuken van de abdij van Drongen en van abt de Stoop zijn daar afgebeeld. In 1242 schonk Johanna Van Constantinopel, de eerste dochter van de Latijnse keizer van Constantinopel, Boudewijn IX, haar gronden aan drie abdijen. Zo ontving abt de Stoop van de Norbertijnenabdij van Drongen het domein ‘Drongengoed’. “Omdat hier een kleigrond aanwezig is, besliste hij om aan bosbouw te doen in plaats van aan akkerbouw”, verduidelijkt Marc. “Vermoedelijk was er toen sprake van wastine, dat is vooral heide met hier en daar een boom. De reden van de vele heide en de geringe hoeveelheid aanwezig hout was een overbegrazing door schapen en runderen en het gebruik van brandhout. In 1946 werd er beslist om een echt bos aan te leggen door bomen te planten op rabatten. Rabatten zijn langwerpige ophopingen die tussen greppels liggen die het water moeten opvangen. In de Oude Bruggeweg staat er een eik met een omtrek van drie meter die vermoedelijk uit die periode afkomstig is.”

In de Drongengoedhoeve kan je in de namiddag terecht om iets te eten of te drinken (Foto: Heleen Claeys)

Een van de mannen die bij Marc op het terras zit, is Kurt, de uitbater van de hoeve. “September en oktober zijn de drukste maanden voor mij, want dan komen de meeste mensen een bezoekje brengen aan het bos. De omzet ligt in deze periode vijfentwintig procent hoger dan op andere momenten.” Dan gaat de telefoon alweer over dus ik besluit om Kurt zijn werk te laten doen.

Als ik de dreef van de hoeve afloop, kijk ik nog een laatste keer achterom. Het bos is niet langer enkel een deel van mijn kindertijd. Het betekent nu ook een bron van inspiratie en rust voor mij. Het was een dag vol verhalen. Verhalen van mensen, bomen en dieren. Verhalen die ik nooit meer zal vergeten.

[jetpack-related-posts]