De straat ligt levenloos en vergeten achter de statige blokken van de Frère-Orbanlaan. Maar de vervallen bakstenen gebouwen passen niet in het hippe Zuid. Afgeplakte etalages, een gesloten patisserie en weinig horeca. La Puglia is het enige restaurant in de straat. Maar van Italiaanse warmte en hartelijkheid is geen sprake. De groen-wit-rode vlag hangt halfstok.
Een azuurblauwe vuilniszak zorgt voor enige kleur in het straatbeeld. Opengereten door ratten plakt hij tegen de grijze containers. Peuken Marlboro, blikjes Jupiler en restjes Stimorol liggen verspreid over de kinderkopjes. Een autovelg ligt roestig op de stoep, onkruid woekert tussen de stenen. De rolluiken van Huis Diegenant blijven gesloten. Liefhebbers van wild en gevogelte moeten een andere speciaalzaak zoeken.
Achter de statige gevel van nummer 264 schreef Karel van de Woestyne zijn belangrijke gedichten. Maar de ivoren lijstgevel rond de acht symmetrische ramen is door de tijd ernstig aangetast. Zwarte roetdeeltjes, groene aanslag en barsten in de blauwstenen vensterbank vervuilen het achttiende -eeuwse herenhuis.
Lucas kijkt zijn kamer rond en snuift de geur van rottend hout op. Het plafond zakt bijna tegen de afgebladderde muren aan, glasscherven liggen op de grond. Dan dringt het daglicht binnen. Hij opent de deur, stapt de straat op, botst tegen iemand aan en valt.
‘Aw!’ hoort hij een vrouwenstem roepen.
Hij staat op en kijkt naar het meisje op de grond. Slank figuur, donker haar en een guitig gezicht. Ze kijkt hem verdwaasd aan. Lucas steekt zijn hand uit en het meisje pakt hem aan. Hij trekt haar omhoog.
‘Een leukere botsing maakte ik nooit eerder mee’, zegt Lucas plagend.
Het meisje kijkt Lucas nieuwsgierig aan. Ze heeft mooie blauwe ogen.
‘Ik heet Lucas’, zegt de jongen.
‘Alexandra, maar noem me maar gewoon Alex.’ Het meisje kijkt verlegen weg.
‘Gaat het een beetje? Je hebt je toch niet bezeerd?’ Lucas wordt ook nieuwsgierig.
‘Nee, ik woon in deze straat. Het gele huis wat verderop. Ik red me wel.’
Hoe kan het dat Lucas dit meisje nooit eerder zag? Hij woont al twaalf jaar in deze straat.
Alexandra maakt zich klaar om naar haar huis te hinken. Maar Lucas merkt dat ze niet op haar voet kan steunen.
‘Zal ik even meewandelen? Steun op mij! Want met die enkel kom je niet ver.’ Zegt Lucas behulpzaam.
Hij onderdrukt een glimlach. Dit is zijn kans. Hij voelt het.