“Waarom weet ik hier nooit van iets?”

| Dit artikel past in een opdracht voor studenten uit het tweede jaar met als onderwerp column.

Foto: CC2.0 - A.R. T Photography

 

“Waarom weet ik hier nooit van iets?”
(Mijn vader, wanneer we aan de keukentafel zitten en de plannen van de avond -zoals ik die ga overnachten bij een vriendin of mijn kleine broer die naar een lokale fuif gaat- besproken worden.)
Dan wijst mijn moeder hem erop dat hij dat wel wist want ‘dat heb ik u toch al gezegd?’
(Waar ze dan wel vergeet bij te zeggen dat ze dat tegen hem zei toen hij met een hoofdtelefoon op onze computer met Windows 98 naar video’s over de plastic soep zat te kijken nadat ik hem toonde hoe Youtube werkt.)
Waarna mijn vader boos wegstormt.

Zo gaat dat bij ons.

De vader van mijn vader had dementie. Mijn vader is er als de dood voor. Alsof het hem op elk moment kan overkomen, en hij plots niet meer weet wie hij is. Alsof het een monster is dat hem besluipt en elk moment kan aanvallen. Wanneer hij vergeet waar hij zijn autosleutels gelegd heeft, zie ik angst in zijn ogen. Angst om af te takelen. Angst om zijn eigen kinderen niet meer te herkennen. Angst om nooit op zijn toekomstige kleinkinderen te kunnen passen. Angst om te vergeten hoe graag hij mijn moeder ziet.

Mijn vader zal niet dement worden. Of beter: als hij begint te dementeren, zal het niet lang duren. “Laat mij nooit worden zoals opa. Geef mij maar een spuitje.”

Gek om te zeggen, maar toen mijn opa stierf, na dertien jaar dement zetelzitten, was dat voor iedereen een opluchting, doorheen het verdriet. Mijn vader wil ons het wachten op die verlossende zucht besparen.
Maar ik blijf hopen dat hij ons niets hoeft te besparen.

De autosleutels van mijn vader liggen altijd op dezelfde plek.