Iedereen heeft recht op verzorging. Alleen is de manier waarop die wordt aangeboden niet overal ter wereld hetzelfde. Of het nu gaat om oorlogsgebied of om landen met een onderontwikkelde geneeskunde, voor Kristin Neutjes (62) geldt maar één ding: geen kilometer is te veel om iemand te helpen.
Kristin Neutjens (62) reist al vijftien jaar naar Afrika om er de kennis van kinesisten bij te spijkeren. Dat doet ze met Artsen Zonder Vakantie, een organisatie die medisch personeel naar landen als Congo en Rwanda stuurt. Zorgmedewerkers als Kristin werken er samen met lokale kinesisten om de behandelingen naar een hoger niveau te tillen. “De artsen daar zijn vaak zeer laag opgeleid. Daardoor gaan de gebruikte behandelingen niet verder dan massage of infraroodtherapie. Hier bij ons laten we patiënten vooral oefeningen doen. Zo revalideren ze sneller.” Dat verschil in behandeling zorgt soms voor discussie. Lokale ziekenhuizen staan soms wat twijfelachtig tegenover de westerse werkwijze. Daarom is het erg belangrijk om hen niets op te dringen. Ze moeten er eerst zelf het nut van inzien. Pas dan zullen ze de technieken toepassen in de praktijk. “Het is leuk om te zien hoe ze onze methodes langzaamaan oppikken. Zo heeft het ziekenhuis in Congo een eenvoudige kinezaal ingericht met enkele matjes en fitnessballen.”
Zulke veranderingen geven Kristin nog meer motivatie. “Ik haal veel voldoening uit mijn werk daar. Zowel de patiënten als de collega’s zijn erg dankbaar. Dat geeft een extra boost. Toch werd ik vaak geconfronteerd met leed. Dat greep me soms naar de keel.” In 2012 werkte Kristin mee aan een speciaal project in Kenia waarmee ze de lokale gemeenschap steunde. Ze ging op zoek naar kinderen met een aangeboren handicap om ze vervolgens te behandelen. De moeders hielden die kinderen wel in leven, maar verder dan dat ging de verzorging niet. Aan de hand van revalidatie probeerden Kristin en haar team de levenskwaliteit van de kinderen te verhogen. “De armoede en andere problemen in Afrika hebben mij wel leren relativeren. Als ik zie wat de mensen daar meemaken, mag ik echt niet klagen.”
Tijdens haar opdrachten was er weinig ruimte voor angst. “Als je je daardoor laat leiden, ga je maar één keer mee. Uiteraard ben ik wel eens bang geweest. Vooral in steden als Kinshasa, Goma en Bukavu was ik niet op mijn gemak. Daar is het gevaarlijk om zonder begeleiding over straat te lopen. We zijn er zelfs een keer overvallen door een agent. Ook de aan de grenscontroles zijn ze erg corrupt. Ze behandelen je pas met respect wanneer je hen geld geeft. Op zulke momenten voelde ik me niet veilig.” Niet alleen de corruptie, maar ook de soms minder ontwikkelde infrastructuur zorgde bij Kristin voor een onveilig gevoel. In Congo moest haar team een binnenlandse vlucht nemen. Zo’n vlucht kan niet gereserveerd worden in België omdat ze niet veilig genoeg is. Plots moesten ze een vroegere vlucht nemen omdat het andere vliegtuig zijn wielen was kwijtgeraakt.
Sommige mensen begrijpen niet waarom Kristin telkens haar leven riskeert. Volgens hen zou ze zich beter engageren voor kansloze kinderen in Antwerpen of voor Oekraïense vluchtelingen. Toch laat Kristin zich niet beïnvloeden door die negatieve commentaren. “Mijn kinderen zijn erg trots op mij. Toen ze nog jonger waren, waren ze vooral bang dat er mij iets zou overkomen. In die tijd waren het internet en de telefonie nog niet zo ontwikkeld in Afrika, dus hadden we weinig contact. Op zich vonden ze dat niet zo erg, enkele weken zonder mij. Maar elke keer waren ze erg gelukkig wanneer hun mama terug thuis was.”