Scène 1: Verwondering
Kruising F. Bernardstraat met Leeuwstraat. Heldere hemel, volle zon, krachtige, frisse wind.
Anton loopt nieuwsgierig de straat in, kijkt op en rond zich heen. Hij voelt, ruikt en luistert. Stoere, fluorescerende mannen hangen witte borden op. Anton is op zoek. Ieder klein aspect (verkeerspaal, fiets, raam) ziet en verwerkt hij.
Af en toe passeert er een auto, een fietser, gematigd verkeer. Fietsstallingen vol, fietsen overal.
Een banner roept ‘Brummo, the place to be!’. Anton lacht.
Hoog opkijken wordt tegengehouden door de zon, de daken vormen een horizontale zwarte lijn. Een begrenzing. In het midden van de straat is een bepaald stuk roze geschilderd, Anton raakt de muur aan en voelt aan zijn eigen hart.
Anton is al wat wijzer geworden, hij probeert de dingen te plaatsen.
Toch blijft hij op zoek, afvragend, aftastend. Hij wil meer.
Hij bekijkt van dichtbij enkele deuren, kan moeilijk kiezen, stopt bij nummer 27 en drukt op de deurbel.
Scène 2: Tomatensoep
Anton zit binnen aan tafel, bedekt met een typisch oud tafelkleed. De bewoner, een oude vrouw, schenkt Anton zijn kopje vol. Ze zet zich aan tafel en begint oude verhalen van de straat op te halen. Eigen herinneringen, van toen ze hier met haar gezin woonde. Anton kijkt rond zich heen, maar luistert. Hij kijkt meermaals naar zijn koffie, zonder ervan te drinken. De oude vrouw legt de geschiedenis van de straat uit, vanwaar de dierennamen komen. Anton reageert opgewekt en gelukkig wanneer hij het woord ‘Tijgerstraat’ hoort.
De oude vrouw vraagt hem waarom hij niet van zijn koffie drinkt. Anton vraagt of ze soep heeft, waarop het oude vrouwtje begint te lachen en zich rechttrekt.
Ze zet een kom warme tomatensoep voor Antons neus. Geluk. Hij zoekt met zijn lepel naar balletjes.
De oude dame vertelt over haar kinderen, waar ze nu wonen en wat ze doen. Ze eindigt met een emotionele herinnering over haar man.
Anton zijn soep is op, hij bedankt de dame uitvoerig, ook voor het gesprek.
Bij de deur omhelzen ze elkaar. De jongeman heeft nog één vraag: de naam van de oude dame.
De dame antwoordt, neemt Anton vast en zegt: ‘Dank u wel, jongen’.
Scène 3: Betekenis
Anton loopt de straat door. Hij ziet een klein winkeltje. Hij wil de straat oversteken maar moet terugspringen door een aanstormende auto. De man uit de auto loopt vluchtig de winkel binnen en buiten. De uitbater bedankt en duwt zijn kassa voldaan dicht. Hij ziet er gelukkig uit. De uitbater loopt de ganse tijd rond zijn bakken leeggoed. Hij wil ze nog beter stapelen, de ruimte benutten. “De winkel is niet gezellig, alles staat opeen.”, zegt hij zijn vrouw na. “Niet gezellig, niet gezellig, dit is economische efficiëntie. Ze zal komende zomer wel anders spreken, in Barcelona.”
Het lijkt alsof Anton alles rondom zich kan plaatsen, alsof hij een betekenis gevonden heeft. Hij heeft rust gevonden in de straat. Het plaatje klopt. Aan het rondpunt beslist hij een volledige toer mee te draaien. Wanneer hij het bordje van de ‘Tijgerstraat’ passeert, veert hij recht. De ogen open, brede glimlach. Hij draait zich om en loopt nieuwsgierig de straat in.
– Levi Verbauwhede