Ik heb twee grote passies, en voor de ene word ik luid bejubeld en voor de andere op hoongelach onthaald. Als ik op het terras van café Plectrum een pint sta te drinken krijg ik altijd een tweede getrakteerd, maar als ik over literatuur begin te praten, wordt me steevast gevraagd hoe het nu eigenlijk zit met die boeken altijd. ‘Dat is toch niet de echte wereld? Waarom houd je je daarmee bezig?’
Eén van mijn vele drinkebroers heeft het wel gesnopen. Zijn bijnaam is Kleine Kloten, en als hij genoeg gedronken heeft, zoekt hij me op, met stembanden schor door het meebrullen van Instant Street van dEUS. Struikelend over zijn tong draagt hij dan zijn favoriete stuk uit Pessoa’s Boek der Rusteloosheid voor. Met tranen in zijn ogen staart hij in het ijle, en dan zeg ik dat ik blij ben voor hem dat hij het boek gevonden heeft. De scène herhaalt zich minstens één keer per maand. Een vriend vertelde me ooit dat Kleine Kloten in het middelbaar een zelfmoordpoging heeft ondernomen.
De redenering van de sceptici houdt ergens steek. Het klopt: lezen helpt me niet bij het behalen van mijn diploma, bij het invullen van mijn belastingbrief of bij het beleggen van aandelen. Wat ze niet willen begrijpen, is dat ik door verhalen te lezen uit een verzonnen wereld de werkelijkheid en mezelf beter kan zien.
Het kan bijzonder pijnlijk zijn jezelf te herkennen in een romanpersonage. In De hoogstapelaar, wat een duur woord is voor ‘opschepper’, wordt de 17-jarige Ewout Meyster opgevoerd. Hij is een beloftevolle jongen, maar een zelfverklaard genie, en omdat hij zó zijn best doet om die schijn op te houden, krijgt hij angstaanvallen en verliest hij bijna al zijn vrienden. Daar komt nog eens bij dat hij, übermacho met minihartje, ook gaat twijfelen aan zijn seksualiteit. Toen ik het boek vorig jaar las, kon ik tot mijn schaamte zonder moeite parallellen leggen met hoe ik was als 17-jarige. Zoals zovelen op die leeftijd had ik het gevoel een uitverkoren supertalent te zijn, maar toen kende ik de wet der middelmatigheid nog niet. Ewout leerde me hoe ik nooit meer wil zijn.
Een boek kan je ook aantonen wie je wel wilt zijn. In On the road van Jack Kerouac zeggen gezworen vrienden Sal Paradise en Dean Moriarty vaarwel tegen het burgerlijke leven van hun ouders, en vertrekken ze op een roadtrip door Amerika. Ze leven intens volgens de cadans van een trein, op het ritme van snelle jazz, en gaan voor (vluchtig) intens geluk. Een zin die erbovenuit steekt is: ‘the only people for me are the mad ones, the ones who are mad to live, mad to talk, mad to be saved, desirous of everything at the same time, the ones who never yawn or say a commonplace thing, but burn, burn, burn like fabulous yellow roman candles exploding like spiders across the stars and in the middle you see the blue centerlight pop and everybody goes “Awww!”’. Welke adolescent heeft geen baat bij het lezen van die woorden? Dat intens leven consequenties met zich meebrengt en dat het Dean en Sal eigenlijk niet goed vergaat, is natuurlijk niet onbelangrijk.
Literatuur kan ook het warme dekentje zijn waaronder je te huilen gaat liggen. In Turks Fruit beschrijft Jan Wolkers op ongeëvenaarde manier het hartverscheurend liefdesverdriet van zijn hoofdpersonage, die verlaten is door zijn muze, de wonderschone Olga. De pijn, wanhoop, haat en zelfhaat spat van de bladzijden af, en elke lezer die ooit intens iemand graag heeft gezien vindt zichzelf als een brokje ellende terug. ‘Veeg mij samen’, smeekt hij. Het is zoals James Baldwin het ooit zei: ‘You think your pain and your heartbreak are unprecedented in the history of the world, but then you read.’ Geen moeder noch vriend kan zo troosten als literatuur.
Dus goed, hoe zit het nu met die boeken? Waarom houd ik me daarmee bezig? Dat is toch niet de echte wereld? Fout, vrienden van het gerstenat! Wat zijn jullie fout! Niets is zo echt als de wonderlijke wereld der literatuur, er is werkelijk niets wat je zoveel kan leren over jezelf als goede boeken. Dus drink jullie glas leeg, dans nog één keer op Instant Street en keer huiswaarts! Kruip in bed en steek je lampje aan. Sla dat bestofte boek op je nachtkastje open, lees. Kijk naar de bladzijden en zie jezelf staan. Het wordt spectaculair.
Thomas Vandewalle